C-14/25 Thuringer Aufbaubank

Contentverzamelaar

C-14/25 Thuringer Aufbaubank

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     12 maart 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     26 april 2025

Trefwoorden: Europese executoriale titel, tenuitvoerlegging buitenlandse notariële akten

Onderwerp: 
-    Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen: artikel 21, lid 2 en artikel 25.

Feiten:
Verzoekende partij ‘Thüringer Aufbaubank’ heeft op 14 februari 2022 een verzoek tot tenuitvoerlegging ingediend in Oostenrijk, gebaseerd op een ‘Grundschuld’ (een zakelijke zekerheid) gevestigd op 28 mei 1999 door een Duitse notaris. De vordering betrof een bedrag van 25.000 euro plus rente. De bevoegde Duitse instantie heeft de executoriale titel als Europese executoriale titel (EET) gewaarmerkt op 19 januari 2021. De rechter in eerste aanleg verleende toestemming voor de tenuitvoerlegging volgens de vereenvoudigde procedure van de Oostenrijkse Exekutionsordnung. De rechter in tweede aanleg vernietigde deze beslissing omdat de notariële akte uit 1999 niet binnen de werkingssfeer van verordening 805/2004 viel (die geldt voor titels vanaf 21 januari 2005), waardoor de buitenlandse titel niet automatisch uitvoerbaar is en een uitvoerbaarverklaring vereist is voordat het uitgevoerd kan worden.

Overweging:
De verwijzende rechter vraagt zich af of het gerecht in de lidstaat van de tenuitvoerlegging (Oostenrijk) kan beoordelen of de werkingssfeer van verordening 805/2004 in acht is genomen, ondanks het feit dat artikel 21, lid 2, van de verordening een inhoudelijke toetsing uitsluit. De twijfel is ontstaat omdat sommige rechtsgeleerden stellen dat een kennelijke overschrijding van de werkingssfeer in de lidstaat van tenuitvoerlegging mag worden beoordeeld, terwijl in de verordening alleen is bepaald dat de lidstaat van oorsprong (Duitsland) bevoegd is voor rectificatie of intrekking van een Europese executoriale titel. 

Prejudiciële vraag:
Moet artikel 21, lid 2, juncto artikel 25 van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen aldus worden uitgelegd dat een bewijs van waarmerking van een uitvoerbare authentieke akte (in casu van een Duitse notaris) als Europese executoriale titel dat door de bevoegde instantie van de lidstaat van oorsprong is afgegeven in de vorm van het formulier in bijlage III bij de verordening, in de lidstaat van tenuitvoerlegging ook dan niet mag worden getoetst wanneer, gelet op de datum waarop de authentieke akte is verleden, de temporele werkingssfeer van de verordening kennelijk niet in acht is genomen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten