C-142/24 Familienstiftung  

Contentverzamelaar

C-142/24 Familienstiftung  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    23 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    9 juni 2024

Trefwoorden: Belastingschijf; schenkbelasting

Onderwerp:

-             Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 (EER Overeenkomst): artikel 40;

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie artikel 63, artikel 65, lid 1, onder a), en artikel 65, lid 3;

-             Richtlijn 88/361/EEG van de Raad van 24 juni 1988 voor de uitvoering van artikel 67 van het Verdrag: bijlage I titel XI.

Feiten:

Verzoekende partij is een familiestichting met rechtspersoonlijkheid en een zetel in Liechtenstein. De stichting heeft als doel om de kinderen van de oprichter en haar overleden echtgenoot te ondersteunen. De oprichter heeft het kapitaal in de familiestichting ingebracht en aangifte gedaan van de schenkbelasting. Over deze schenking moest belastingheffing betaald worden, waarbij op grond van nationaal recht rekening gehouden wordt met de familierelatie tussen de meest verre begunstigde volgens de statuten en de oprichter. De belastingdienst heeft een percentage vastgesteld voor de schenkbelasting waarbij geen rekening is gehouden met de familierelatie, waardoor er meer belasting betaald moest worden dan de oprichter rechtmatig vindt.

Overweging:

Op grond van nationaal recht wordt een lagere belastingschrijf toegepast bij de oprichting van een binnenlandse familiestichting aan de hand van de familierelatie tussen de verre begunstigde en de oprichter, terwijl bij de oprichting van een familiestichting in het buitenland hier geen rekening mee wordt gehouden. Hier wordt altijd de hoogste belastingschijf toegepast. De verwijzende rechter vraagt zich af of deze praktijk strijd oplevert met artikel 40 van de EER-overeenkomst.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 40 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling van een lidstaat betreffende de heffing van erf- en schenkbelasting waarbij voor de heffing van belasting over de overdracht inter vivos aan een buitenlandse stichting van kapitaal op grond van een rechtshandeling tot oprichting van een stichting de hoogste belastingschijf III wordt toegepast, ook indien de stichting hoofdzakelijk in het belang van een familie of bepaalde families is opgericht (familiestichting), terwijl in hetzelfde geval bij een binnenlandse familiestichting de belastingschijf wordt bepaald aan de hand van de familierelatie tussen de meest verre begunstigde volgens de oprichtingsakte en de schenker (oprichter), met als gevolg dat bij de binnenlandse familiestichting de voordeligere belastingschijf I of II wordt toepast?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C 72/09; C 452/01; C342/10 Commissie/Finland ; C282/04 en C283/04 Commissie/Nederland ; C10/10 Commissie/Oostenrijk; C510/08; C589/13 F. E. Familienprivatstiftung Eisenstadt; C211/13 Commissie/Duitsland; C11/07 e.a.; C43/07; C480/16 Fidelity Funds e.a.; C545/19 AllianzGI-Fonds AEVN; C319/02; C478/19 en C479/19 UBS Real Estate; C157/07 Krankenheim Ruhesitz am Wannsee-Seniorenheimstatt; C244/15 Commissie/Griekenland

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal