C-148/20 – C-150/20 Deutsche Lufthansa e.a.

Contentverzamelaar

C-148/20 – C-150/20 Deutsche Lufthansa e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 juni 2020
Schriftelijke opmerkingen:                    28 juli 2020

Trefwoorden : PNR-richtlijn; Handvest;

Onderwerp :

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikelen 7 en 8;

-           Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PNR-richtlijn);

 

Feiten:

De feiten, rechtsoverwegingen en prejudiciële vragen in C-149/20 en C-150/20 zijn nagenoeg identiek aan C-148/20. In Duitsland is de Bundeskriminalamt aangewezen als PIE (passagiersinformatie-eenheid) die bevoegd is de PNR-gegevens van de luchtvaartmaatschappijen te verzamelen, op te slaan en te verwerken, en die gegevens/resultaten aan de bevoegde instanties door te geven. Verzoekster (AC) heeft verweerster (Deutsche Lufthansa) verzocht om haar PNR-gegevens niet aan het Bundeskriminalamt door te geven. Verweerster heeft tot op heden geen gevolg gegeven aan dit verzoek. Verzoekster is van mening dat de bepalingen van de Duitse wet ter uitvoering van de PNR-richtlijn (hierna: FlugDaG) in strijd zijn met het Unierecht en dat de doorgifte van de gegevens bovendien afbreuk doet aan haar algemene persoonlijkheidsrecht in de vorm van het informationele zelfbeschikkingsrecht. Verzoekster heeft tegen verweerster een verbodsactie ingesteld.  Verweerster stelt dat de verbodsactie niet-ontvankelijk is en dat verzoekster geen procesbelang heeft. Bovendien is de doorgifte van de gegevens door haar het enige beoordelingscriterium. Duitsland, vertegenwoordigd door het Bundeskriminalamt, heeft in het geding geïntervenieerd aan de zijde van verweerster.

 

Overweging:

De beslechting van het geding hangt af van de rechtmatigheid van de krachtens het FlugDaG op verweerster rustende verplichting om verzoeksters PNR-gegevens te verstrekken aan de PIE. Volgens de verwijzende rechter blijkt uit de vervoerovereenkomst tussen partijen, en in elk geval naar analogie uit §823 en §1004(1) van het Duits burgerlijk wetboek (hierna: BGB), dat verweerster zonder afdoende wettelijke grondslag geen persoonsgegevens mag doorgeven. Verzoekster zou deze doorgifte daarentegen moeten dulden, wanneer het FlugDaG een afdoende wettelijke grondslag zou zijn. Dit veronderstelt echter dat de grondslag van het FlugDaG, de PNR-richtlijn, in overeenstemming is met het Unierecht (met name met artikelen 7 en 8 van het Handvest). In het geval dat de richtlijn tegen Unierecht indruist, is ook de omzetting in nationaal recht door het FlugDaG onrechtmatig en kan deze wet niet rechtvaardigen dat verzoeksters PNR-gegevens door verweerster worden doorgegeven.

 

Prejudiciële vragen:

Is richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PNR-richtlijn) wat de volgende punten betreft, verenigbaar met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie:

 

1.)        Zijn de PNR-gegevens die krachtens richtlijn 2016/681 moeten worden doorgegeven, gelet op de artikelen 7 en 8 van het Handvest, voldoende specifiek?

2.)        Voorziet de richtlijn, gezien de werkingssfeer ervan en gelet op de artikelen 7 en 8 van het Handvest, bij de verzameling en doorgifte van PNR-gegevens in een toereikende feitelijke differentiatie met betrekking tot de verschillende soorten vluchten en het dreigingsniveau in een specifiek land en met betrekking tot de vergelijking [van die gegevens] met databanken en modellen?

3.)        Is de algemene en ongedifferentieerde bewaringstermijn van alle PNRgegevens verenigbaar met de artikelen 7 en 8 van het Handvest?

4.)        Voorziet de richtlijn, gelet op de artikelen 7 en 8 van het Handvest, in een afdoende procedurele bescherming van de passagiers met betrekking tot het gebruik van de bewaarde PNR-gegevens?

5.)        Wordt door de richtlijn, gelet op de artikelen 7 en 8 van het Handvest, afdoende gewaarborgd dat bij de doorgifte van PNR-gegevens aan autoriteiten van derde landen het beschermingsniveau van de Europese grondrechten door die derde landen geëerbiedigd wordt?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV;