C-148/21 en C-184/21
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 18 mei 2021Schriftelijke opmerkingen: 4 juli 2021
Trefwoorden : intellectueel eigendom; Uniemerk;
Onderwerp :
Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk;
Feiten:
De zaken C-148/21 en C-184/21 zijn gevoegd en worden hierna gezamenlijk beschreven. XYZ is houder van het positiemerk “rode zool” bij schoenen met hoge hakken. De Amazon-groep biedt online diverse waren en diensten te koop aan, zowel rechtstreeks voor eigen rekening als indirect voor rekening van externe verkopers. Op haar websites publiceert Amazon regelmatig verkoopaanbiedingen voor schoenen met rode zolen die zonder instemming van XYZ in de handel worden gebracht. XYZ heeft vorderingen tot staking ingesteld bij zowel de Brusselse rechters (o.g.v. Benelux-merk) als bij de Luxemburgse arrondissementsrechtbank (o.g.v. Uniemerk) tegen de vennootschappen Amazon Europe Core, Amazon EU en Amazon Services Europe. XYZ werd in eerste aanleg in Brussel in het gelijk gesteld en verder gebruik van het merk werd verboden, op straffe van een dwangsom. Het hof van beroep te Brussel heeft dit vonnis gedeeltelijk herzien en geoordeeld dat alleen de verkoopaanbiedingen met betrekking tot door Amazon verkochte schoenen het voorwerp van stakingsmaatregelen konden uitmaken, aangezien het gebruik in de andere verkoopaanbiedingen alleen aan de externe verkopers kon worden toegerekend. XYZ heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld. De arrondissementsrechtbank in Luxemburg heeft het Hof een prejudiciële vraag gesteld (C-148/21). Op 04-10-2019 heeft XYZ op grond van zijn Uniemerk bij de voorzitter van de tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles een vordering ingesteld tot staking van het gebruik van zijn merk, op straffe van dwangsommen, tegen de vennootschappen naar Amerikaans recht Amazon.com, Inc. en Amazon Services, die gezamenlijk de website amazon.com exploiteren, welke zich met name richt op consumenten in de EU.
Overweging:
Ondanks zijn uitgebreide rechtspraak heeft het Hof zich nog niet uitgesproken over de vraag of van een onlinedistributeur van waren, die tegelijkertijd een onlinemarktplaats beheert, kan worden aangenomen dat hij verkoopaanbiedingen van externe verkopers inpast in zijn eigen commerciële communicatie. Alle door partijen aangehaalde arresten hebben immers als uitgangspunt dat de verkoopaanbiedingen van externe verkopers geen deel uitmaken van de eigen commerciële communicatie van de platformbeheerder. De verwijzende rechter is van oordeel dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding afhankelijk is van het antwoord op de vraag onder welke omstandigheden het gebruik van een inbreukmakend teken in een verkoopaanbieding kan worden toegerekend aan de beheerder van een onlinemarktplaats die tevens als distributeur optreedt. Ook de vraag of en onder welke omstandigheden de perceptie van deze verkoopaanbieding door het publiek relevant is voor de toerekenbaarheid van een dergelijk gebruik, moet aan het Hof worden voorgelegd.
Prejudiciële vragen:
C-148/21
1. Moet artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een aan een merk gelijk teken in een verkoopaanbieding op een website kan worden toegerekend aan de beheerder van die website of aan economisch daarmee verbonden entiteiten, gezien de op deze website bestaande mix van eigen verkoopaanbiedingen van de beheerder of de economisch verbonden entiteiten en verkoopaanbiedingen van externe verkopers, door de inpassing van deze verkoopaanbiedingen in de eigen commerciële communicatie van de beheerder of de economisch verbonden entiteiten?
Komt een dergelijke inpassing nadrukkelijker tot uiting door het feit dat:
– de verkoopaanbiedingen op de website op uniforme wijze worden getoond?
– de eigen verkoopaanbiedingen van de beheerder of de economisch verbonden entiteiten en die van externe verkopers zonder onderscheid naar herkomst via „pop-upvensters” worden getoond in de reclamerubrieken van websites van derden, waarbij echter het beeldmerk van de beheerder of van de economisch verbonden entiteiten duidelijk in beeld wordt gebracht?
– de beheerder of de economisch verbonden entiteiten een algehele service aan externe verkopers verlenen, daaronder begrepen assistentie bij het opstellen van verkoopaanbiedingen, het vaststellen van verkoopprijzen en het opslaan en verzenden van waren?
– de website van de beheerder of de economisch verbonden entiteiten is opgebouwd uit onlineshops en labels zoals „bestsellers”, „het meest gewild” of „in de lift”, zonder op het eerste gezicht een duidelijk onderscheid te maken tussen de eigen waren van de beheerder of de economisch verbonden entiteiten en die van externe verkopers?
2. Moet artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een aan een merk gelijk teken in een verkoopaanbieding op een onlinemarktplaats in beginsel kan worden toegerekend aan de beheerder daarvan of aan economisch daarmee verbonden entiteiten, wanneer bij een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker de perceptie heerst dat deze beheerder of een economisch verbonden entiteit een actieve rol heeft vervuld bij de totstandkoming van deze verkoopaanbieding of dat
deze verkoopaanbieding deel uitmaakt van de eigen commerciële communicatie van deze beheerder?
Wordt die perceptie beïnvloed door:
– de omstandigheid dat deze beheerder en/of economisch verbonden entiteiten een gerenommeerd distributeur is/zijn van de meest uiteenlopende waren, daaronder begrepen de waren van de categorie van waren die in de verkoopaanbieding worden aangeprezen; of
– de omstandigheid dat de aldus getoonde verkoopaanbieding een header bevat waarin het dienstmerk van deze beheerder of economisch verbonden entiteiten is weergegeven, waarbij dit merk algemeen bekendstaat als distributiemerk; of
– de omstandigheid dat deze beheerder of economisch verbonden entiteiten tegelijk met de getoonde verkoopaanbieding diensten aanbieden die traditioneel worden aangeboden door distributeurs van waren van dezelfde categorie als die waartoe de in de verkoopaanbieding aangeprezen waar behoort?
3. Moet artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat aan de expediteur die een waar voorzien van een aan een merk gelijk teken zonder toestemming van de merkhouder in het economische verkeer brengt door deze waar te verzenden naar de eindverbruiker, alleen dan het gebruik van dit teken kan worden toegerekend indien hij daadwerkelijk ervan op de hoogte is dat dit teken op de waar is aangebracht?
Maakt een dergelijke expediteur gebruik van het betrokken teken wanneer hijzelf of een economisch verbonden entiteit aan de eindverbruiker heeft gemeld dat hij deze verzending op zich zal nemen, nadat hijzelf of een economisch verbonden entiteit de waar met het oog daarop in voorraad heeft gehad?
Maakt een dergelijke expediteur gebruik van het betrokken teken wanneer hijzelf of een economisch verbonden entiteit eerst actief heeft bijgedragen aan het tonen, in het economische verkeer, van een verkoopaanbieding voor de waar voorzien van dit teken, of de bestelling heeft geregistreerd die de eindverbruiker heeft geplaatst op basis van deze verkoopaanbieding?
C-184/21
1. Moet artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een aan een merk gelijk teken in een verkoopaanbieding op een website in beginsel kan worden toegerekend aan de beheerder van die website, wanneer bij een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker de perceptie heerst dat deze beheerder een actieve rol heeft vervuld bij de totstandkoming van deze verkoopaanbieding of dat deze verkoopaanbieding deel uitmaakt van de eigen commerciële communicatie van deze beheerder?
– de omstandigheid dat deze beheerder een gerenommeerd distributeur is van de meest uiteenlopende waren, daaronder begrepen de waren van de categorie van waren die in de verkoopaanbieding worden aangeprezen; of
– de omstandigheid dat de aldus getoonde verkoopaanbieding een header bevat waarin het dienstmerk van deze beheerder is weergegeven, waarbij dit merk algemeen bekendstaat als distributiemerk; of
– de omstandigheid dat deze beheerder tegelijk met de getoonde verkoopaanbieding diensten aanbiedt die traditioneel worden aangeboden door distributeurs van waren van dezelfde categorie als die waartoe de in de verkoopaanbieding aangeprezen waar behoort?
2. Moet artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk aldus worden uitgelegd dat aan de expediteur die een waar voorzien van een aan een merk gelijk teken zonder toestemming van de merkhouder in het economische verkeer brengt door deze waar te verzenden naar de eindverbruiker, alleen dan het gebruik van dit teken kan worden toegerekend indien hij daadwerkelijk ervan op de hoogte is dat dit teken op de waar is aangebracht?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-179/15; C-236/08–C ‑ 238/08; C-324/09; C-119/10; C-379/14; UDV North America C-62/08; C-172/18; A (Inbreuk door invoer van kogellagers) C-772/18; C-567/18;
Specifiek beleidsterrein: EZK;