C-151/13 Le Rayon d'Or

Contentverzamelaar

C-151/13 Le Rayon d'Or

Prejudiciële Hofzaak
 

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:  15 mei 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  1 juni 2013
Schriftelijke opmerkingen:                  1 juli 2013
Trefwoorden: btw (zorginstellingen)

Onderwerp:  de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, overgenomen door richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Verzoekster is een instelling voor huisvesting van zorgvragende ouderen (IHAO). Zij meent dat de bedragen die door de ziektekostenverzekeraar aan haar worden uitbetaald (forfaitaire bedragen) buiten de werkingssfeer van de btw-wetten vallen. Zij vraagt eind 2008 om terugbetaling van in haar ogen teveel betaalde bedragen, maar de belastingdienst geeft nul op het request. Verzoekster gaat in beroep maar ook dat wordt afgewezen.
Het gaat om de FRA implementatie in de “code général des impôts” van het artikel uit de Zesde btw-richtlijn waarin wordt genoemd welke zaken aan btw onderhevig zijn.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van eerdere regelgeving volgt dat de wetgever beoogde het „zorgforfait”, ontvangen door instellingen voor IHAO’s, vrij te stellen van de btw om in het bijzonder de uitgaven van de nationale ziektekosten te verminderen. Bovendien was er voor de IHAO’s al een speciaal tarief door het brede dienstenpakket. Het forfait houdt rekening met het aantal bewoners in een zorginstelling en de mate van hun afhankelijkheid. Maar verzoekster stelt dat het betreffende artikel uit de code général in strijd is met RL 2006/112/EG omdat zij voorzien in een vrijstelling van de btw voor bedragen die volgens haar buiten de werkingssfeer van deze belasting vallen. Ter onderbouwing van haar stelling stelt zij in het bijzonder dat de berekeningswijze voor het „zorgforfait” niet toelaat dit in te delen als subsidie die rechtstreeks verband houdt met de door de IHAO in rekening gebrachte prijs voor de door haar verstrekte zorg aan de bewoners, aangezien de aan de bewoners aangeboden diensten niet op voorhand zijn gedefinieerd of geïndividualiseerd en de bewoners niet over de hoogte van hun prijs worden geïnformeerd. Voorts stelt zij dat, aangezien de wetgever het beginsel heeft ingevoerd dat medische zorg binnen de IHAO’s gratis moeten zijn, de bewoners van deze kosteloze dienst verzekerd zijn, ongeacht de hoeveelheid toegewezen subsidie aan de instelling en de mate waarin de kosten waarvoor de subsidie is bedoeld zijn gedekt. Als laatste stelt zij dat de hoeveelheid door een bepaalde instelling ontvangen subsidie niet samenvalt met de daadwerkelijke kosten van de zorg.

De verwijzende FRA rechter legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Moet artikel 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn, overgenomen in artikel 73 van richtlijn 2006/112/EG, aldus worden uitgelegd dat het „zorgforfait” betaald door de ziekteverzekeringen aan de instellingen voor de huisvesting van afhankelijke ouderen, overeenkomstig artikel L. 174-7 van de code de la sécurité sociale, en vrijgesteld van de belasting over de toegevoegde waarde krachtens artikel 261 lid 4, punt 1 ter, van de code général des impôts, een subsidie is die rechtstreeks verband houdt met de prijs van de zorg die aan de bewoners wordt verstrekt, die uit dien hoofde dus binnen de werkingssfeer van de belasting over de toegevoegde waarde valt?”

Specifiek beleidsterrein: FIN
Mede VWS

Gerelateerde documenten