C-156/13 Digibet et Albers
Prejudiciële Hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzijgsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 20 mei 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 6 juni 2013 Schriftelijke opmerkingen: 6 juli 2013 Trefwoorden: kansspelen; mededinging; vrij verkeer diensten
Onderwerp: Artikel 56 VWEU vrij verkeer diensten
Verzoeksters zijn kansspelbedrijven gevestigd op Gibraltar. Zij bieden via websites in het Duits kansspelen en weddenschappen tegen inzet aan. Verweerster (Westdeutsche Lotterie GmbH, Nordrhein-Westfalen) stelt dat verzoeksters de mededinging verstoren omdat zij niet alle regels van zowel de kansspelwetgeving als strafrecht respecteren. Verzoeksters wordt verboden via internet diensten aan te bieden voor kansspelen. Zij krijgen ook een schadevergoeding opgelegd. In hoger beroep wordt het eerdere oordeel bevestigd waarop verzoeksters herziening aanvragen.
De verwijzende DUI rechter stelt vast dat de nationale wetgeving sinds begin 2012 is gewijzigd door achtereenvolgens het aflopen van het “Staatsverdrag inzake kansspelen” en de liberalisering van het kansspelrecht in Schleswig-Holstein. Het laatste heeft daar de weg vrijgemaakt voor reclame op radio, tv, internet en ook het organiseren van kansspelen op internet is in genoemd land niet meer verboden. In de overige Landen is een nieuw Glücksspielstaatsvertrag van kracht waarbij het in beginsel verboden blijft internet voor (reclame voor) kansspelen te gebruiken. Maar de rechter vraagt zich af hoe deelname aan kansspelen tot Schleswig-Holstein beperkt kan worden. Uit eerdere jurisprudentie van het HvJEU blijkt dat de Landen onderling hun beleid inzake kansspelen op elkaar moeten afstemmen om aan de Europeesrechtelijke verplichtingen te voldoen, met name de vrijheid van dienstverrichting. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen: 1. Is een beperking van de kansspelsector incoherent, - indien enerzijds in een lidstaat met een federale structuur de organisatie van publieke kansspelen op het internet en het optreden als tussenpersoon daarbij krachtens het in de meerderheid van de deelstaten geldende recht in beginsel zijn verboden en – zonder dat daarop een afdwingbaar recht bestaat – enkel voor loterijen en sportweddenschappen bij wijze van uitzondering kunnen worden toegelaten om een geschikt alternatief te bieden voor het illegale kansspelaanbod en de ontwikkeling en uitbreiding daarvan tegen te gaan, - terwijl anderzijds in één deelstaat van deze lidstaat volgens het daar geldende recht onder nader bepaalde objectieve voorwaarden aan elke burger van de Unie en elke daarmee gelijkgestelde rechtspersoon een vergunning voor het aanbieden van sportweddenschappen op het internet moet worden verleend, zodat mogelijk afbreuk wordt gedaan aan de geschiktheid van de in de rest van de federale staat geldende beperking van het kansspelaanbod op het internet om de daarmee nagestreefde rechtmatige doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken? 2. Hangt het antwoord op de eerste vraag af van de vraag of de afwijkende rechtstoestand in een van de deelstaten de geschiktheid van de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen om de daarmee nagestreefde rechtmatige doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken, tenietdoet of daaraan aanzienlijk afbreuk doet? Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: 3. Wordt de incoherentie verholpen wanneer de deelstaat met de afwijkende regeling de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen overneemt, ook indien de bestaande ruimere regelingen van kansspelen op het internet in die deelstaat met betrekking tot de daar reeds verleende concessies nog voor een overgangsperiode van meerdere jaren blijven gelden, omdat deze vergunningen niet of slechts tegen voor die deelstaat uiterst belastende schadevergoedingen weer kunnen worden ingetrokken? 4. Is het voor het antwoord op de derde vraag van belang of tijdens de overgangsperiode van meerdere jaren de geschiktheid van de in de andere deelstaten geldende kansspelbeperkingen teniet wordt gedaan of daaraan aanzienlijk afbreuk wordt gedaan?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-316/07 Stoss; C-46/08 Carmen Media Group Specifiek beleidsterrein: VenJ Mede EZ