C-164/24 Cityland 

Contentverzamelaar

C-164/24 Cityland 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    7 mei 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    23 juni 2024

Trefwoorden: BTW; register

Onderwerp:

-             Richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikelen 206, 213, lid 1 en 273.

Feiten:

Verzoekende partij ‘Cityland’ is een handelsvennootschap die tot 2019 actief was in de bouwsector. In 2022 is er een inspectie uitgevoerd door de belastingdienst. Op grond van deze inspectie werd geconcludeerd dat er een stelselmatige inbreuk was geweest op de verplichting om te voldoen aan de aangegeven btw. Cityland werd vervolgens geschrapt uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde.

Overweging:

De mogelijkheid tot het uitsluiten van belastingplichtigen van het btw-stelsel komt niet in richtlijn 2006/112 voor volgens de verwijzende rechter. Hij stelt daarom vragen aan het Hof over het ambtshalve schrappen van belastingplichtigen uit het register en de voorwaarden die hieraan gesteld worden.

Prejudiciële vragen:

1. Leveren artikel 106, lid 2, punt 2, onder b), en artikel 176, punt 3, van de btw-wet schending op van artikel 213, lid 1, van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Komt rechtstreekse werking toe aan artikel 213, lid 1, van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde?

3. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Staan artikel 213, lid 1, en artikel 273 van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde alsmede de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid toe dat een persoon wegens formele inbreuken van het btwstelsel wordt uitgesloten, zonder dat rekening wordt gehouden met het tijdstip en de aard van de inbreuk, het overige gedrag van die persoon en het bestaan van andere subjectieve omstandigheden zoals een handelsgeschil betreffende het niet tijdig betalen van de verschuldigde btw?

4. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Staan artikel 213, lid 1, en artikel 273 van richtlijn 2006/122/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde alsmede de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid toe dat de uitsluiting van het btw-stelsel gelijktijdig gepaard gaat met de inning van vertragingsrente wegens het niet tijdig betalen van de aangegeven btw, zonder dat de belastingdienst verplicht is om de aard van de activiteiten van de vennootschap, haar gedrag als belastingplichtige en de zwaarte van elk van de voorgestelde maatregelen te onderzoeken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal

Gerelateerde documenten