C-175/14 Prankl

Contentverzamelaar

C-175/14 Prankl

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het vollege dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 juni 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   22 juni 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   22 juli 2014
Trefwoorden: accijns:

Onderwerp
- Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (Pb L 76, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 92/108/EEG van de Raad van 14 december 1992 (Pb L 390, blz. 124)

Verzoeker is vrachtwagenchauffeur. Tussen april en oktober 2005 wordt door onbekenden in HON meer dan 12 miljoen het douanegebied van de EU binnengesmokkelde sigaretten in zijn vrachtauto geladen die hij als clandestiene lading, zonder dekking van een geleidedocument in de zin van RL 92/12, via OOS naar het VK vervoert. Na de inbeslagname van een partij in het VK krijgt verzoeker een naheffing tabaksaccijns opgelegd van € 1.249.820.
Verzoeker gaat tegen die beschikking in beroep. Hij stelt dat de vader van zijn toenmalige levenspartner hem in dienst heeft genomen om dit klusje te klaren in het kader van zijn beroep als vrachtwagenchauffeur. Hijzelf stond als laatste schakel veel lager dan zijn schoonvader op de hiërarchische ladder van de smokkelorganisatie, en hij was niet op de hoogte van het aantal sigaretten dat in zijn lading verstopt werd en hij heeft nooit zelf over de sigaretten kunnen beschikken. Hij heeft de rookwaar niet in OOS in de handel gebracht en het zou volgens hem dan ook onder normale ‘doorvoer’ van tabaksproducten door OOS naar VK moeten vallen. De rechter stelt hem echter in het ongelijk.

Verzoeker gaat in hoger beroep bij de verwijzende OOS rechter (Verwaltungsgerichtshof) die zich afvraagt of het terecht is dat naast een eerste heffing in de lidstaat van uitslag tot verbruik en de heffing in de lidstaat van bestemming, ook in elke lidstaat van doorvoer accijns geheven wordt zodat sprake zou zijn van meervoudige heffing. Hij stelt dan ook de volgende vraag voor nadere uitleg van de desbetreffende artikelen van RL 92/12:
„Moeten de artikelen 7, leden 1 en 2, en 9, lid 1, van richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (PB L 76, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 92/108/EEG van de Raad van 14 december 1992 (PB L 390, blz. 124), aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale bepalingen op grond waarvan de accijns (tabaksaccijns) op accijnsproducten (sigaretten) die in een (eerste) lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen en zonder dekking van een geleidedocument in de zin van artikel 7, lid 4, van deze richtlijn over land door een of meer lidstaten (lidstaten van doorvoer) naar een andere lidstaat (lidstaat van bestemming) zijn vervoerd om daar te worden verkocht, ook wordt geheven in de lidstaat van doorvoer?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-374/06 BATIG; C-663/11 Scandic Destilleries; C-613/12 Helm Düngenmittel
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten