C-175/16 Hälvä ea

Contentverzamelaar

C-175/16 Hälvä ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       11 juni 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   11 juli 2016
Trefwoorden: arbeidstijden; zelfstandige arbeid; invalarbeid

Onderwerp:
- Handvest grondrechten artikel 31 (arbeidsomstandigheden);
- Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Verweerster is een kinderbeschermingsorganisatie die voor bepaalde (onder toezicht staande) kinderen kinderdorpen organiseert om deze een zo familiaal mogelijk leven te bieden. In de kinderdorpen werken een directeur, kinderdorpouders, hun vervangers en anderen.
Verzoeksters zijn voormalige werknemers die in de kinderdorpen gewerkt hebben als vervangers van de kinderdorpouders. Zij droegen de volledige zorg voor de kinderen bij afwezigheid van de kinderdorpouders. Het ging voor drie van de vier verzoeksters om 190 dagen per jaar en voor de vierde om 170 dagen per jaar. In theorie (de arbeidsovereenkomst) was de vervanging goed geregeld maar in de praktijk kwam daar niet zoveel van terecht: te lange diensten, dan wel te vaak wisseling van huis/kinderen. Het loon van de vervangers was gesteld op een vast bedrag per maand, met dien verstande dat voor het aantal diensten dat het aantal van 190 overschreed een aparte vergoeding werd betaald. Verzoeksters dienstverband eindigde in 2009 en 2010. De kwestie is of op verzoeksters de wet op de arbeidstijden van toepassing was of dat op goede gronden van de in de RL geregelde mogelijkheid tot afwijken gebruik gemaakt is. Zij hebben de rechter een verklaring voor recht gevraagd dat de arbeid die zij verricht hebben arbeid in de zin van de FIN wet (tot omzetting van de RL) en een eis neergelegd tot betaling van overwerk en avondwerk. De Rb wijst de vordering af omdat het om ‘thuiswerk’ gaat waarbij de werkgever niet verplicht kan worden toezicht te houden op de indeling van de arbeidstijd. Het Hof laat dit arrest (van 04-07-2013) in stand. De zaak ligt nu voor bij de verwijzende cassatierechter.

Bij de verwijzende FIN cassatierechter stellen verzoeksters dat de arbeidstijdenwet op hen van toepassing is omdat het niet om zelfstandige arbeid gaat (de administratieve leiding zat in een gebouw op hetzelfde terrein) en hun werktijden tevoren door de leiding worden vastgesteld. meent dat voor beslechting van onderhavig geschil hij met name uitleg van artikel 17, lid 1, van de arbeidstijdenRL nodig heeft. Verweerster beweert het tegendeel: zelfstandige roosteropstelling en arbeid werd uitgevoerd zonder toezicht. Uit de rechtspraak van het HvJEU volgt dat RL 2003/88 bepaalde uitzonderingen betreffende de jaarlijkse vakantie met behoud van loon daargelaten, niet van toepassing is op de beloning van de werknemers (arrest C-266/14). In C-428/09 ging het om al dan niet zelfstandig verrichte (seizoens-)arbeid. De verwijzende rechter oordeelt dat het bij hem aanhangige geding niet beslecht kan worden op basis van uitsluitend het hierboven beschreven zaken. De zaken vertonen naast veel overeenkomsten ook aanmerkelijke verschillen ten aanzien van de werkomstandigheden en de aard van de werkzaamheden. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Dient artikel 17, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd aldus te worden uitgelegd dat de werkingssfeer ervan mede een werkzaamheid in een kinderdorphuis, zoals hierboven beschreven, kan omvatten, waarbij de werknemer fungeert als vervanger van de vervangouders van onder toezicht gestelde kinderen, tijdens vrije dagen van de vervangouders samen met de kinderen gedurende die tijd in familiale omstandigheden leeft en in deze periode zelfstandig voorziet in de behoeften van de kinderen en het gezin, op dezelfde wijze als ouders in het algemeen doen?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-428/09 Union syndicale "Solidaires Isère"; C-266/14 Tyco
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten