C-179/13 Evans
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 4 juni 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 21 juni 2013 Schriftelijke opmerkingen: 21 juli 2013 Trefwoorden: sociale zekerheid (pensioenen); vrij verkeer werknemers; Verdrag van Wenen consulair
Onderwerp: Verordening 647/2005 van 13 april 2005 tot wijziging van Verordening 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Pb L 149, blz 2)
Mevrouw Evans is geboren in 1955 en van Britse nationaliteit. In 1973 is zij, na twee jaar in VK te hebben gewerkt, naar NL gekomen. Tot 1977 werkt zij bij twee NL bedrijven. In de periode 1977 1980 werkt zij bij het Britse Consulaat-Generaal, en sinds 1980 bij het Consulaat-Generaal van de VS. Zij heeft daarvoor in 1977 de geprivilegieerdenstatus ontvangen, hetgeen inhoudt dat geen registratie bij vreemdelingenpolitie of bevolkingsregister wordt geëist, zij bepaalde voordelen en immuniteiten geniet en is vrijgesteld van betaling van de meeste belastingen en premies. Verzoekster vraagt bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) een overzicht van haar voor de AOW verzekerde perioden. Daaruit blijkt dat zij door de Svb als verzekerde wordt beschouwd in de periode 1973 – 1980. De Svb gaat ervanuit dat na 1980 Vo. 1408/71 niet meer op haar van toepassing is omdat de VS geen EU-lidstaat is. Alleen NL recht is vanaf dat moment voor Evans van toepassing, en dat bestaat uit verschillende “Besluiten uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen.” Daarin is onder meer bepaald dat niet-NL consulaire ambtenaren en administratief personeel uitgesloten zijn van de volksverzekeringen. Evans heeft een keuzemoment gehad onder één van deze regelingen, en toen heeft zij ervoor gekozen niet verzekerd te zijn. Uit de administratie van haar werkgever blijkt ook dat nimmer premies op haar salaris zijn ingehouden. De Rb Ams heeft geoordeeld dat Evans wel na 1980 verzekerd is geweest. De afwijzing geschiedde op grond van het feit dat Evans niet de NL nationaliteit heeft, maar volgens artikel 3 van Vo. 1408/71 wordt de Britse nationaliteit gelijkgesteld met de NL. De Rb acht haar verblijf in NL ‘duurzaam’. Haar geprivilegieerdenstatus doet daar niet aan af. De Svb stelt zich op het standpunt dat Evans niet verzekerd is voor de AOW. Tot juli 1989 omdat zij niet de NL nationaliteit heeft en daarna omdat zij niet duurzaam in NL zou verblijven. Haar geprivilegieerde status staat daaraan in de weg. Deze wordt alleen toegekend aan (administratieve) werknemers die volgens MinBuZa niet duurzaam in NL verblijven. De Svb ontleent haar standpunt mede aan het Verdrag van Wenen consulair.
De verwijzende NL rechter (CRb) concludeert dat hij zal moeten onderzoeken of Vo. 1408/71 op deze casus van toepassing is, mede gezien het door verzoekster gebruikte recht van vrij werknemersverkeer. Uit oude HvJ-jurisprudentie (C-389/87 Echternach et Moritz) maakt de rechter op dat een gemeenschapsonderdaan die in een andere lidstaat dan zijn land van herkomst werkt zijn hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 48 lid 1 EEG niet verliest door het aanvaarden van een functie bij een internationale organisatie. Hij stelt het HvJEU de volgende vragen: 1. Moeten de artikelen 2 en/of 16 van Vo 1408/71 aldus worden uitgelegd dat een persoon als Evans, die onderdaan is van een lidstaat, gebruik heeft gemaakt van haar recht op vrij verkeer van werknemers, op wie de sociale zekerheidswetgeving van Nederland van toepassing is geweest en die vervolgens is gaan werken als lid van het bedienend personeel op het Consulaat-Generaal van de Verenigde Staten van Amerika in Nederland, vanaf de aanvang van die werkzaamheden niet langer onder de personele werkingssfeer van Vo 1408/71 valt? Zo neen: 2a. Moet artikel 3 van Vo 1408/71 en/of artikel 7, tweede lid, van Vo 1612/68, aldus worden uitgelegd dat de toepassing van de geprivilegieerdenstatus op Evans, die in dit geval onder andere bestaat uit het niet verplicht verzekerd zijn voor de volksverzekeringen en het niet betalen van premies daarvoor, aangemerkt moet worden als een voldoende rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid naar nationaliteit? 2b. Welke betekenis moet in dit verband toegekend worden aan het feit dat Evans in december 1999 desgevraagd heeft gekozen voor de voortzetting van de geprivilegieerdenstatus?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-347/10 Salemink; C-106/11 Bakker Specifiek beleidsterrein: SZW