C-179/23 Credidam

Contentverzamelaar

C-179/23 Credidam

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    23 mei 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    9 juli 2023

Trefwoorden: btw, btw-richtlijn, organisaties voor collectief beheer van auteursrechten

Onderwerp: btw

Feiten:

Credidam is een organisatie voor collectief beheer die optreedt als vereniging van uitvoerende kunstenaars en zich bezighoudt met de inning en verdeling van de compensaties die de gebruikers van hun artistieke diensten verschuldigd zijn aan de uitvoerende kunstenaars. Op grond van Roemeens recht

worden organisaties als Credidam geacht een dienst te verrichten voor de houders van reproductierechten waarvoor de tegenprestatie bestaat in de commissie voor het beheer die wordt ingehouden op de geïnde bedragen. De activiteiten vallen daarmee binnen de werkingssfeer van de Roemeense btw-regels. Credidam heeft de rechter verzocht de relevante bepalingen van de Roemeense belastingregels nietig te verklaren wegens strijd met de btw-richtlijn. In eerste aanleg is deze vordering toegewezen. In beroep stellen de regering van Roemenië en het ministerie van Financiën dat de organisaties voor collectief beheer belastingplichtig zijn voor de btw en dat de commissie die zij ontvangen van de rechthebbenden de tegenprestatie is voor een voor hen verrichte belastbare dienst, zodat de bestreden bepalingen niet in strijd zijn met het Unierecht. In het verweerschrift stelt Credidam dat de commissie niet wordt ingehouden als tegenprestatie voor een verrichte dienst, maar een bij wet vastgestelde betaling is, die wordt gebruikt voor het verrichten van de activiteiten die bestaan in de verdeling van de geïnde compensaties.

Overweging:

De arresten van het Hof in de zaken SAWP en UCMR-ADA hebben betrekking op de relaties tussen de rechthebbenden en de eindgebruikers/consumernen en niet op de relaties tussen de rechthebbenden en de organisaties voor collectief beheer. Deze jurisprudentie geeft dus geen antwoord op de voorliggende vraag.

In UCMR-ADA oordeelde het Hof dat de rechthebbenden voor eindgebruikers/consumenten (organisatoren van optreden) diensten verrichtten die onderworpen zijn aan btw. De commissie die de organisaties voor collectief beheer in de zaak UCMR-ADA ontvingen maakte deel uit van de compensatie voor de door de rechthebbende verrichtte diensten en was daarmee tevens onderworpen aan btw. De vraag rijst of hieruit kan worden afgeleid dat commissie die organisaties voor collectief beheer ontvangen een accessoir karakter heeft, zodat de vraag of deze is onderworpen aan btw afhangt van de vraag of de compensatie voor de rechthebbenden op haar beurt onderworpen is aan btw.

Prejudiciële vragen:

1) Gaat het bij de activiteiten van de organisaties voor collectief beheer die bestaan in de inning, verdeling en betaling van de compensatie, waarvoor deze organisaties als tegenprestatie een commissie ontvangen, ten aanzien van de houders van auteursrechten of naburige rechten om een dienst in de zin van artikel 24, lid 1, en artikel 25, onder c), van richtlijn 2006/112/EG (hierna: „btw-richtlijn”)?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Gaat het bij de activiteiten van de organisaties voor collectief beheer ten aanzien van de rechthebbenden ook om een dienst in de zin van de btw-richtlijn, ingeval de rechthebbenden – voor wier rekening de organisaties voor collectief beheer de compensatie ontvangen – worden geacht geen diensten te verrichten voor de gebruikers die de compensatie moeten betalen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal, EZK, OCW