C-180/18 Agrenergy
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 23 mei 2018 Schriftelijke opmerkingen: 9 juli 2018 Trefwoorden: hernieuwbare bronnen; subsidie Onderwerp: - Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG; Feiten: De feiten en de motivering in de zaken C-286/18 en C-287/18 zijn in wezen gelijk aan zaak C-180/18 en de prejudiciële vragen zijn identiek. Verzoeker (de vennootschap Agrenergy, hierna: Agrenergy) heeft bij de bestuursrechter in eerste aanleg een geding aangespannen, waarbij het besluit van het ministerie van Economische Ontwikkeling (hierna: ministerieel besluit van 05.07.2012) betreffende de regelingen voor stimuleringsmaatregelen voor het opwekken van fotovoltaïsche energie, wordt aangevochten. In dit geding verzoekt Agrenergy eveneens om een verklaring voor recht dat de bedragen van de stimuleringsmaatregelen - zoals vastgesteld in het voorafgaand ministerieel besluit van 05.05.2011 - van toepassing zijn. Agrenergy voert aan dat het bedrijf in aanmerking kwam voor stimulering ter hoogte van de bedragen die zijn opgenomen in de Vierde Energierekening, waarvan zij geen gebruik heeft kunnen maken doordat de beheerder het register voor het tweede semester van 2012 ten onrechte niet had opengesteld. Er zou sprake zijn van schending en onjuiste toepassing van artikel 65 van wetsbesluit 1/2012 en richtlijn 2009/28. De bestuursrechter heeft alle vorderingen van Agrenergy afgewezen en oordeelde o.a. dat de niet-openstelling van het register voor het tweede semester van 2012 rechtmatig was. Tevens werd geoordeeld dat het stelsel van stimuleringsmaatregelen coherent en consistent is herzien bij het ministerieel besluit van 05.07.2012, met toepassing van de beginselen van progressiviteit, flexibiliteit, efficiëntie en doeltreffendheid. Agrenergy heeft hoger beroep ingesteld. Agrenergy verzoekt in deze procedure eveneens om schorsing van de behandeling en verwijzing van een prejudiciële vraag over de uitlegging van het Unierecht naar het Hof, met name om te vernemen of de nationale wetgeving verenigbaar is met de beginselen die in richtlijn 2009/28 tot uitdrukking komen. Overweging: Het Hof heeft in C-201/08 beginselen bevestigd die ook in casu van toepassing zijn, maar het Hof heeft zich niet uitgesproken over de specifieke bepalingen van richtlijn 2009/28 met betrekking tot aspecten die hier van belang zijn. Aangezien er geen specifiek precedent is, kan niet met zekerheid worden afgegaan op de theorie van de zogenoemde acte clair, zeker niet nu een van partijen uitdrukkelijk heeft verzocht om een verwijzing en de prejudiciële vraag abstract gezien relevant is. De verwijzende rechter acht de vorderingen van verzoeker kennelijk ongegrond en is zich ervan bewust dat het voorleggen van de prejudiciële vraag een ongerechtvaardigde vertraging van de procedure oplevert. Desalniettemin stelt de verwijzende rechter - met als enig doel te voldoen aan de verplichting van de nationale rechtsprekende instantie in laatste aanleg om prejudicieel te verwijzen en gezien het feit dat niet-naleving van een dergelijke plicht een directe aansprakelijkheid van de lidstaat doet intreden – de prejudiciële vraag aan het Hof. Prejudiciële vragen: Moet artikel 3, lid 3, onder a), van richtlijn 2009/28/EG – mede gelet op het beginsel van de bescherming van het gewettigd vertrouwen en het geheel van regelingen die op grond van de richtlijn zijn ingevoerd ter bevordering van het opwekken van energie uit hernieuwbare bronnen – aldus worden uitgelegd dat het met het Unierecht onverenigbaar is dat de Italiaanse regering in nationale wetgeving de mogelijkheid heeft gekregen om de hoogte van de eerder vastgestelde bedragen van de stimuleringsmaatregelen bij opeenvolgende uitvoeringsbesluiten te verlagen of zelfs tot nul terug te brengen. Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Plantanol C-201/18; Di Lenardo en Dilexport C-37/02 en C-38/02; Spanje/Raad C-310/04; Gemeentse Leusden en Holin Groep C-487/01 en C-7/02; Global Starnet C-322/16; Consiglio nazionale […] C-136/12; Filipiak C-314/08; Kobler C-221/01; Traghetti del Mediterraneo C-173/03; Europese Commissie / Italiaanse Republiek C-379/10. Specifiek beleidsterrein: EZK; IenW