C-185/24 en C-189/24 Tudmur e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 14 mei 2024 Schriftelijke opmerkingen: 30 juni 2024
Trefwoorden: Asiel; Dublin-verordening; systeemfouten
Onderwerp:
- Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2023 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend: artikel 3, lid 2;
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 4.
Feiten:
C-185/24
Verzoekende partij is ‘RL’ en verwerende partij is Duitsland. RL heeft de Syrische nationaliteit en is medio december 2021 in Duitsland binnengekomen, waar hij vervolgens een asielverzoek heeft ingediend. Uit de vingerafdrukdatabank Eurodac bleek dat RL zich in begin december 2021 al in Italië had gemeld. Italië heeft niet gereageerd op een overnameverzoek van Duitsland. Het Duitse asielverzoek is vervolgens niet-ontvankelijk verklaard en RL is een verwijdering naar Italië gelast. RL is tegen dit besluit in beroep gegaan.
C-189/24
De feiten en de procedure verschillen in wezen slechts van die in zaak C-185/24 wat betreft de gegevens van de respectieve verzoeker (zoals geboortedatum, datum van binnenkomst, datum van het asielverzoek).
Overweging:
Volgens de verwijzende rechter was Italië voor een onbepaalde tijd niet bereid om RL en andere Dublin-terugkeerders over te nemen. Hierdoor is er volgens hem sprake van een systeemfout in de zin van artikel 3, lid 2, tweede alinea, van verordening 604/2012. Deze systeemfouten kunnen onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 Handvest met zich meebrengen, maar hier geldt een ‘bijzonder hoge drempel’ voor, op grond van rechtspraak van het Hof. De verwijzende rechter stelt dat het onmogelijk is om dit te bewijzen momenteel, omdat de asielprocedure wordt geweigerd.
De prejudiciële vragen en de juridische overwegingen van de verwijzende rechter zijn identiek aan die in zaak C-185/24.
Prejudiciële vragen van C-185/24 en C-189/24:
1. Moet artikel 3, lid 2, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 604/2013 aldus worden uitgelegd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor verzoekers in de lidstaat die in de eerste plaats als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen, systeemfouten bevatten die een risico op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met zich meebrengen, indien die lidstaat op grond van een door de staat gelaste opschorting van de aanvaarding van overdrachten de overname (of terugname) van asielzoekers voor onbepaalde tijd principieel weigert?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 3, lid 2, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 604/2013 dan aldus worden uitgelegd dat de Unierechtelijke voorschriften inzake het feitenonderzoek, die de vaststelling van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor de over te dragen verzoekers vereist, worden ondermijnd indien de aangezochte rechter deze gegevens niet kan verkrijgen, maar alleen hypothetische omstandigheden kan vaststellen, omdat de betrokken lidstaat op grond van een door de staat gelaste opschorting van de aanvaarding van overdrachten de overname (of terugname) van asielzoekers voor onbepaalde tijd principieel weigert?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-297/17 ; C-163/17; C-540/17 ; C-323/21 Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB