C-185/25 Waldfelber  

Contentverzamelaar

C-185/25 Waldfelber  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     6 mei 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     22 juni 2025

Trefwoorden: gegevensbescherming, verwerkingsverantwoordelijke, informatieplicht

Onderwerp: Richtlijn 95/46/EG (AVG): art. 4, punt 7, art. 15 (1)(g) en art. 82(2). 

De zaak gaat over de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een schoolhoofd (verwerende partij) had in een e-mail negatieve uitspraken gedaan over een kandidaat (verzoekende partij) voor een nascholingsprogramma. De kandidaat vordert inzage van zijn persoonsgegevens en immateriële schadevergoeding van 800 euro wegens schending van artikel 15 AVG. De verweerder stelt dat hij handelde als orgaan van de staat en dus niet persoonlijk aansprakelijk is.

Prejudiciële vragen: 
1. Moet artikel 4, punt 7, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (hierna: „AVG”) aldus worden uitgelegd dat een natuurlijke persoon die bij de uitoefening van zijn activiteit met de hem ter beschikking gestelde en voorgeschreven middelen in het kader van de verwerking van persoonsgegevens niet in zijn eigen persoonlijk belang handelt, maar als hoofd van een organisatie (dienst of ander orgaan zonder rechtspersoonlijkheid), die onder een juridische entiteit valt, een „verwerkingsverantwoordelijke” is die in rechte kan worden aangesproken? 

2. a) Moet artikel 15, lid 1, onder g), AVG aldus worden uitgelegd dat wanneer de verwerkte gegevens bestaan in een feitelijke verklaring over of een subjectieve beoordeling van de betrokkene in een e-mail, onder „alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens” uitsluitend de auteur van de e-mail valt, of ook de kring van personen met wie de auteur over de betrokkene heeft gesproken? 
2. b) Voor het geval dat niet-opgeslagen namen van de gesprekspartners „beschikbare informatie over de bron van die gegevens” in de zin van artikel 15, lid 1, onder g), AVG zijn: is het in het kader van de afweging van de belangen van de betrokkene bij de gegevensverwerking en die van een dergelijke gesprekspartner van belang dat deze laatste niet kon voorzien dat zijn verklaringen tot voorwerp van gegevensverwerking zouden worden gemaakt? 

3. Moet artikel 82, lid 2, AVG aldus worden uitgelegd dat de negatieve gevolgen voor de betrokkene die voortvloeien uit een inbreuk op deze verordening die pas na de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt en betrekking heeft op de in artikel 15, lid 1, AVG neergelegde informatieverplichting, schade vormen die is veroorzaakt door een „verwerking die inbreuk maakt op deze verordening” en die voor de verwerkingsverantwoordelijke de verplichting meebrengt om de schade te vergoeden? 

4. Indien de eerste of de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: staat artikel 82 AVG in de weg aan nationale bepalingen op grond waarvan de vergoeding van de schade die een orgaan van een juridische entiteit in het kader van de uitvoering van de wet in uitoefening van het openbaar gezag aan een gelaedeerde heeft berokkend, niet kan worden ingeroepen tegen het orgaan zelf?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-604/22 IAB Europe; C-182/22 en C-189/22 Scalable Capital; C-741/21 Juris; C-687/21 MediaMarktSaturn; C-272/19 Land Hessen; C-683/21 Nacionalinis visuomenės sveikatos centras; C-807/21 Deutsche Wohnen. 

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten