C-187/25 EVN Bulgaria Renewables

Contentverzamelaar

C-187/25 EVN Bulgaria Renewables

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     14 mei 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     30 juni 2025

Trefwoorden: elektriciteitsprijzen, prijsplafond, evenredigheid, non-discriminatie

Onderwerp: Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen: art. 6(1) en art. 7(1).

Deze zaak draait om een geschil tussen verzoekende partij (EVN), een producent van windenergie, en de Bulgaarse belastingdienst over verplichte bijdragen aan een energiezekerheidsfonds (FSES). De nationale wetgeving plafonneert de marktinkomsten van energieproducenten. EVN betwist dat deze nationale regels in overeenstemming zijn met verordening 2022/1854, die een uniform inkomstenplafond van 180 EUR/MWh instelt voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. De verwijzende rechter wil weten of lidstaten lagere plafonds mogen instellen en of de Bulgaarse regeling voldoet aan de Unierechtelijke vereisten van evenredigheid en non-discriminatie.

Prejudiciële vragen: 
1. Moet artikel 6, lid 1, van verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB 2022, L 261I, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat het daarbij ingevoerde bindende plafond op marktinkomsten uit de productie van elektriciteit uit de in artikel 7, lid 1, genoemde bronnen ten belope van 180 EUR per MWh geproduceerde elektriciteit een Uniebreed uniform plafond op marktinkomsten vormt dat in alle lidstaten geldt, en dat de lidstaten verdere maatregelen kunnen handhaven of invoeren die de marktinkomsten verder beperken, waarbij zij onder meer in de gevallen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), een lager plafond kunnen vaststellen met inachtneming van de vereisten van artikel 8, lid 2, van de verordening? 

2. Voldoet de regeling van § 8, lid 3, punt 2 van de overgangs- en slotbepalingen van de wet inzake de toepassing van bepalingen van de begrotingswet 2022, op grond waarvan het inkomstenplafond ten belope van de in de overeenkomst inzake de aankoop van elektriciteit vastgestelde voorkeursprijs overeenkomstig artikel 31 ZEVI van toepassing is op de marktinkomsten uit de productie van elektriciteit uit de in artikel 7, lid 1, van verordening 2022/1854 genoemde bronnen, die zijn gerealiseerd door producenten van wie de overeenkomsten inzake compensatiepremies als bedoeld in § 68, lid 1, gelezen in samenhang met lid 9 ZIDZE betreffende de betrokken installatie, niet op 8 oktober 2022 waren beëindigd, aan de vereisten van artikel 8, lid 2, van de verordening en met name aan de vereisten van evenredigheid en non-discriminatie overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder a), van de verordening?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -


Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten