C-190/19 Germanwings
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 29 mei 2019 Schriftelijke opmerkingen: 15 juli 2019
Trefwoorden: Luchtverkeer, toerisme, vertraging, compensatie
Onderwerp:
- Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91
Feiten:
In onderhavig geding vorderen verzoekers van verweerster betaling van compensatie naar aanleiding van een vertraagde vliegreis. Deze was geboekt bij een reisbureau. Verzoekers missen tweede vlucht n.a.v. vertraging vlucht uitgevoerd door verweerster, waardoor verzoekers 6½ uur later aankomen op eindbestemming. Verwijzende rechter is van mening dat Germanwings uitvoerder is van de vlucht ook al was het vliegtuig en bemanning van Eurowings (maar de IATA-code van de vlucht duidt op Germanwings). Rechter stelt ook dat er geen buitengewone omstandigheden waren die de vertraging van de vlucht veroorzaakte.
Overweging:
De verwijzende rechter (Duits Amtsgericht Hamburg) meent dat voor de beslechting van het geding doorslaggevend of verordening 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat een aansprakelijkheid van verweerster voor de vertraging op de eindbestemming moet worden aangenomen alhoewel de gemiste aansluitende vlucht door een andere luchtvaartmaatschappij is uitgevoerd, de twee deeltrajecten door een reisbureau voor verzoekers zijn samengesteld en de door verweerster uitgevoerde vlucht zelf slechts een relatief geringe vertraging had.
Prejudiciële vraag:
Kan er ook een recht op compensatie in de zin van artikel 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 bestaan wanneer een luchtreiziger wegens een relatief geringe vertraging bij aankomst een rechtstreeks aansluitende vlucht mist en dit tot een vertraging van drie uur of meer op de eindbestemming leidt, met dien verstande dat de vluchten door verschillende luchtvaartmaatschappijen zijn uitgevoerd en de boekingsbevestiging is afgegeven door een reisbureau dat de vluchten voor zijn klant heeft samengesteld?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Flightright C-186/17 (Conclusie AG, waarna 267-verzoek is ingetrokken), C-479/16 (doorgehaald in register van Hof per beschikking)
Specifiek beleidsterrein: IenW