C-193/16
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 31 mei 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 17 juni 2016 Schriftelijke opmerkingen: 17 juli 2016 Trefwoorden: strafrecht; verwijdering; openbare orde/veiligheid; burgerschap; recht op vrij verkeer Onderwerp Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (enz)
Op 13-11-2013 heeft de Rb Vitoria beroep van verzoeker, Argentijns staatsburger, ITA onderdaan, sinds 2003 woonachtig in SPA, verworpen tegen een besluit tot verwijdering en ontzegging van toegang tot SPA grondgebied voor tien jaar om redenen van openbare veiligheid. Verzoeker is bij drie onherroepelijke rechterlijke uitspraken veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf wegens herhaaldelijk gepleegd seksueel misbruik van kinderen. Verzoekers beroep is afgewezen. Uit psychologische rapporten blijkt duidelijk dat verzoeker een stoornis heeft, het niet bekend is of hij nog contact heeft met zijn in SPA wonende moeder, en hij van de twaalf jaar dat hij in SPA woont slechts twee jaar, zeven maanden en 27 dagen heeft gewerkt. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld waarin hij stelt dat hij reeds zes van de veertien jaar heeft uitgezeten, maar nog geruime tijd in gevangenschap zal doorbrengen zodat van een gevaar voor de openbare veiligheid geen sprake kan zijn. Hij stelt ook dat ‘openbare orde’ een onbepaald rechtsbegrip is dat beoordelingsvrijheid van de overheid uitsluit.
De verwijzende SPA rechter (hoogste rechter Baskenland) gaat op basis van de gegevens uit van duurzaam verblijf van verzoeker in SPA. Hij zou dan de (sterkere) bescherming genieten van RL 2004/38 (arrest HvJEU C-348/09) zodat de vraag moet worden beantwoord of verzoeker een actuele en werkelijke bedreiging voor de openbare veiligheid vormt in de zin van de RL. Antwoord op die vraag is noodzakelijk voor kan worden gekeken naar de in de RL genoemde worteling in de SPA samenleving en zijn persoonlijke omstandigheden. Indien verzoeker door zijn detentie geen bedreiging vormt dan zou de verwijderingsmaatregel in strijd zijn met zijn recht op vrij verkeer. De verwijzende rechter meent dat het SPA detentieregime een mogelijke bedreiging door verzoeker lijkt uit te sluiten. Verzoeker is nog lang niet toe aan voorwaardelijke invrijheidstelling. Het verwijderingsbesluit zou dan voorbarig zijn. Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor: “Vormt verzoeker, die tot 12 jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens herhaaldelijk gepleegd misbruik van kinderen, een actuele en werkelijke bedreiging voor de openbare orde in de zin van artikel 27[, leden 1 en 2,] van richtlijn 2004/83/EG, in aanmerking genomen het feit dat hij gedetineerd is en zes jaar van zijn straftijd heeft ondergaan en dus nog een aantal jaren in detentie moet doorbrengen voordat hij in vrijheid wordt gesteld?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-348/09 Infusino Specifiek beleidsterrein: VenJ