C-194/25 Leovegas Gaming

Contentverzamelaar

C-194/25 Leovegas Gaming

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     9 mei 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     25 juni 2025

Trefwoorden: kansspelen, reclameverbod, technische voorschriften informatiemaatschappij, volksgezondheid, vrijheid van vestiging, vrij verkeer van diensten, rechtszekerheid

Onderwerp: Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artt. 6, 35, 38 en 52(1); VEU: art. 4; VWEU: art. 4(1)(f), art. 6(a), en artt. 9, 12, 36, 49, 56(1), 114(3), 168 en 169; Richtlijn (EU) 2015/1535 (inzake technische voorschriften): art. 1, arta. 5(1) en art. 7.

Deze zaak gaat over de geldigheid van een Italiaans totaalverbod op gokreclame, dat uit volksgezondheidsoverwegingen is ingevoerd. Verzoekende partij betoogt dat het verbod een niet-gemeld technisch voorschrift is voor diensten van de informatiemaatschappij in de zin van richtlijn 2015/1535, en daarmee ongeldig. Daarnaast voert zij aan dat het totaalverbod op gokreclame in strijd is met de vrijheid van vestiging (art. 49 VWEU), het vrij verkeer van diensten (art. 56 VWEU) en fundamentele rechtsbeginselen zoals rechtszekerheid en het gewettigd vertrouwen. 

Prejudiciële vragen: 
1) Zijn de bepalingen van richtlijn (EU) 2015/15[3]5, en met name de artikelen 1 en 5 daarvan, ook van toepassing wanneer de dienst met de in artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn (EU) 2015/15[3]5 bedoelde kenmerken wordt verricht met behulp van een televisieomroepdienst als omschreven in artikel 1, lid 1, onder e), van richtlijn 2010/13/EU, gelet op het bepaalde in artikel 1, lid 2, van richtlijn (EU) 2015/15[3]5? 

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 1, lid 1, onder e), van richtlijn (EU) 2015/1535 aldus worden uitgelegd dat een regel als die welke in het hoofdgeding aan de orde is binnen de werkingssfeer ervan valt, en moet in het bijzonder een reclameverbod zoals dat in het hoofdgeding wordt toegepast, dat is neergelegd in een andere regeling dan die welke op de dienst zelf van toepassing is, worden geacht specifiek betrekking te hebben op de dienst voor zover het gaat om een algemene eis betreffende de uitoefening van dienstenactiviteiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), en is daarom op een dergelijke regel de mededelingsplicht van artikel 5 van die richtlijn van toepassing? 

3) Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: kan het verzuim om mededeling te doen op grond van artikel 5 van richtlijn (EU) 2015/1535 door een particulier worden ingeroepen in een procedure als die in het hoofdgeding, en indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord en wordt vastgesteld dat er sprake is van een schending, houdt dit dan in dat de nationale rechter verplicht is de bepaling van nationaal recht ongeldig te verklaren, zelfs in een geval als in het hoofdgeding waarin de nationale regeling per definitie betrekking heeft op een aspect van de dienst dat geen extrinsiek karakter heeft noch daarin centraal staat en het niet toepassen ervan gevolgen heeft voor waarden en beginselen die door het Unierecht zelf worden beschermd, met name de bescherming van de consument en de bescherming van de gezondheid? 

4) Moeten het Unierecht en met name artikel 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 4, lid 3, en artikel 5, lid 4, VEU, artikel 49 en artikel 56, lid 1, VWEU, en de beginselen van rechtszekerheid, gelijke behandeling, non-discriminatie en bescherming van het gewettigd vertrouwen aldus worden uitgelegd dat deze in de weg staan aan een nationale regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die elke vorm van directe of indirecte reclame voor kansspelen of weddenschappen met geldprijzen en gokken verbiedt, ongeacht de wijze waarop en de middelen waarmee deze worden georganiseerd, met inbegrip van sportieve, culturele of artistieke evenementen, televisie- of radioprogramma’s, dag- en tijdschriften, publicaties in het algemeen, affiches, en informatica-, digitale en telematicakanalen, met inbegrip van sociale media?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-336/14 Sebat Ince; C-255/16 ; C-299/17 VG Media; C-303/04 Lidl Italia; C-443/98 Unilever Italia; C-463/13 Stanley International Betting; C-463/13 Sporting Odds; C-180/18, C-286/18 en C-287/18 Sporting Odds. 

Specifiek beleidsterrein: JenV; VWS; EZ

Gerelateerde documenten