C-203/25 Neo Group
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 20 mei 2025 Schriftelijke opmerkingen: 6 juli 2025
Trefwoorden: fiscale geschillen, kunstmatige constructies, antimisbruikregel, evenredigheidsbeginsel
Onderwerp: Richtlijn 2011/96 (betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten): artikel 1, leden 2 en 3.
Deze zaak draait om een geschil tussen verzoekster en de nationale belastinginspectie. De inspectie heeft geoordeeld dat verzoekster ten onrechte de deelnemingsvrijstelling heeft toegepast op dividenden en dat zij via een kunstmatige transactieketen bij de uitkering aan haar moedermaatschappij dividendbelasting heeft ontweken. De verwijzende rechter verzoekt om uitleg van de algemene antimisbruikbepaling uit richtlijn 2011/96 en van het evenredigheidsbeginsel in deze omstandigheden.
Prejudiciële vragen: 1. Is het in omstandigheden als die van het hoofdgeding verenigbaar met de doelstellingen van de antimisbruikregel van richtlijn 2011/96/EU dat een nationale praktijk in de staat van de dividendbetaler de mogelijkheid van vrijstelling van bronbelasting op dividenden uitsluit, wanneer de dividenden worden uitgekeerd aan een daadwerkelijk in een andere lidstaat van de Unie actieve moedermaatschappij, die als zodanig geen kunstmatige entiteit is in zoverre zij zakelijke activiteiten uitoefent, en de dividenden aan haar worden uitgekeerd als uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, maar die moedermaatschappij door de belastingautoriteiten wordt aangeduid als deelnemer in een keten van kunstmatige transacties wegens de uitkering/overdracht van de dividenden via haar aan de uiteindelijk gerechtigde van de gehele groep van ondernemingen?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan de overdracht van dividenden in een keten worden afgeleid uit de overeenstemming tussen de (vergelijkbare en identieke) dividendbedragen die in een keten van transacties zijn overgedragen?
3. Is in omstandigheden als die van het hoofdgeding een nationale praktijk met de doelstellingen van de antimisbruikregel van richtlijn 2011/96/EU, met inbegrip van het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in [de overwegingen van] richtlijn (EU) 2015/121, verenigbaar waarbij de belastingautoriteiten de antimisbruikregel toepassen in de staat waarin de dividenden worden uitgekeerd, ook al zijn de transacties die hebben geleid tot een keten van transacties die volgens de belastingautoriteiten een kunstmatige constructie is, in een andere lidstaat van de Unie verricht door fiscaal ingezetenen in die andere lidstaat? 4. Geeft de antimisbruikregel in de staat van de dividendbetaler aanleiding tot een recht op bronbelasting op dividenden wanneer het belastingvoordeel ontstaat in enig stadium van de keten van transacties? Kan verzoekster worden geacht een belastingvoordeel te hebben genoten dat in strijd is met het doel of de toepassing van richtlijn 2011/96/EU, wanneer als gevolg van de totstandbrenging van een dergelijke keten van transacties een belastingvoordeel wordt verkregen door de uiteindelijk gerechtigde die de door verzoekster uitgekeerde dividenden gebruikt om een dergelijk voordeel te verkrijgen? 5. Kan artikel 1, lid 2, van richtlijn 2011/96/EU in omstandigheden als die van het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat de toepassing van de regel van de „deelnemingsvrijstelling”, die artikel 5 van richtlijn 2011/96/EU in nationaal recht omzet, kan worden uitgesloten op grond van misbruik van recht vanwege het gebruik van ontvangen dividenden, wanneer de ontvangst en het gebruik van de dividenden (de verdere winstuitkering) gedurende een ononderbroken periode hebben plaatsgevonden? 6. Is in omstandigheden als die van het hoofdgeding een nationale praktijk waarbij de belastingautoriteiten maatregelen toepassen op een dividendbetaler zonder na te gaan of de dividendbetaler op de hoogte was en/of had kunnen zijn van het bestaan van een keten van kunstmatige transacties, verenigbaar met de doelstellingen van de antimisbruikregel van richtlijn 2011/96/EU?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-385/09 Nidera Handelscompagnie BV/Inspectie; C-116/16 en C-117/16 Danmark en Y Denmark Aps.
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal