C-21/17 Catlin Europe
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 06 juni 2017 Schriftelijke opmerkingen: 23 juli 2017 Trefwoorden: Europese betalingsbevelprocedure (Ebbp); betekening Onderwerp: verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure; - verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken. Verzoekster is een in DUI gevestigde firma, verweerster heeft haar zetel in TSJ. Verzoekster heeft de Rb Praag-West verzocht om heroverweging van het EUR betalingsbevel dat die Rb tegen haar op 01-12-2012 heeft uitgevaardigd omdat door een fout van één van haar werknemers het Ebb niet tijdig aan de bevoegde personen was overhandigd zodat geen tijdige betekening heeft plaatsgevonden. Bovendien ontbrak de (DUI) vertaling van de enkel in het TSJ gestelde informatie voor de ontvanger (gedetailleerde beschrijving van de vordering) zoals voorgeschreven in artikel 12.2 van Vo. 1896/2006 of de mogelijkheid tot weigering van het stuk op grond van artikel 8 van de Vo. De geadieerde rechter oordeelt dat het stuk naar behoren is betekend, overeenkomstig artikel 14 van de Vo. en wijst de vordering bij beschikking van 08-04-2013 af. In beroep bij de regionale Rb op 17-06-2013 wordt dit oordeel bevestigd. Op grond van een fout van een werknemer kan niet geoordeeld worden dat het Ebb niet tijdig is betekend. Voor wat betreft de ontbrekende informatie stelt de rechter dat dit verzuim het Ebb niet ongeldig kan maken of een grond voor heroverweging oplevert omdat de Vo. niet in dat gevolg voorziet. Verzoekster heeft cassatieberoep aangetekend waarin zij stelt dat de appelrechter verzuimd heeft rekening te houden met de gronden voor heroverweging in artikel 20.2 van de Vo. Zij wijst op overweging 13 van de Vo. (recht op correcte informatie zodat een beslissing kan worden genomen of de vordering moet worden betwist) en dat niet-nakoming daarvan een voldoende ernstige schending oplevert om heroverweging te vragen. De verwijzende TSJ rechter (Hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken) stelt vast dat Vo. 1896/2006 zelf geen enkele bepaling bevat over de taal waarin het formulier moet worden betekend. In de instructies voor invullen van het formulier staat dat dit moet worden ingevuld in één van de talen van de ontvangende rechter. Het HvJEU heeft in arrest C-14/07 nadere uitleg gegeven over artikel 8 van de Vo. en geoordeeld dat de nationale rechter moet nagaan of het gedinginleidend stuk voldoende informatie bevat om erweerder in staat te stellen zijn rechten geldend te maken en ontvangst niet mag worden geweigerd wegens bijlagen die niet in de taal van de LS van verzending zijn gesteld maar die niet onontbeerlijk zijn om voorwerp en grond van de vordering te begrijpen. In zaak C-519/13 heeft het HvJEU geoordeeld dat het ontbreken van het in bijlage II bij Vo. 1393/2007 opgenomen modelformulier geen grond voor nietigheid is maar wel een verzuim oplevert dat moet worden hersteld. De verwijzende rechter oordeelt dat de Rb een procedurefout heeft begaan aangezien degene voor wie het stuk bestemd was, niet door middel van het modelformulier in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 8 van Vo. 1393/2007 van de mogelijkheid de te betekenen of ter kennis te geven stukken te weigeren in ontvangst te nemen of ze terug te zenden. De vraag is of deze fout een uitzonderlijke omstandigheid vormt als bedoeld in artikel 20.2 van de Vo. en recht geeft op heroverweging. Die vraag legt hij voor aan het HvJEU: “Dient artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure aldus te worden uitgelegd dat het verzuim om degene voor wie het stuk is bestemd, in kennis te stellen van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, in ontvangst te nemen, als bepaald in artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”) en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (“de verordening inzake de betekening en kennisgeving van stukken”), verweerster (degene voor wie het stuk is bestemd) het recht geeft om heroverweging van het Europese betalingsbevel te verzoeken, overeenkomstig artikel 20, lid 2, van verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (“de verordening tot invoering van een Europees betalingsbevel”)?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-14/07 Weiss; C-519/13 Alpha Bank Cyprus; Specifiek beleidsterrein: VenJ