C-210/24 AESTE
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 21 mei 2024 Schriftelijke opmerkingen: 7 juli 2024
Trefwoorden: Overheidsopdrachten; gunningscriterium; collectieve arbeidsovereenkomst
Onderwerp:
- Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten: artikel 67, lid 1;
- Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten;
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 28;
- Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 57.
Feiten:
De gemeente Ortuella heeft een openbare procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht uitgeschreven voor de thuisbezorgdienst van de gemeente. Deze thuisbezorgdienst maakt deel uit van de ‘Socialebijstandsdiensten zonder huisvesting’. De vereniging van thuiszorgondernemingen (hierna: AESTE) heeft beroep ingesteld tegen het opgestelde bestek voor de opdracht en vordert nietigverklaring van een daarin gevestigd gunningscriterium. Zij stelt dat het gunningscriterium niet strookt met de vrije en gelijke toegang tot de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht.
Overweging:
Volgens AESTE creëert dit gunningscriterium beloningsongelijkheden tussen de werknemers van de inschrijver aan wie de opdracht is gegund op basis van de klant die zij moeten bedienen. De gemeente stelt dat dit te rechtvaardigen is in de specifieke sociale en arbeidsrechtelijke context. Volgens de verwijzende rechter is het twijfelachtig of het criterium geschikt is om de economisch meest voordelige inschrijving te bepalen, zoals is voorgeschreven in artikel 67, lid 1, van richtlijn 2014/24. Tevens vraagt de verwijzende rechter zich af of het criterium in de weg staat aan andere bepalingen uit de richtlijnen en of het criterium inbreuk maakt op het recht tot collectief onderhandelen in de zin van artikel 28 Handvest.
Prejudiciële vragen:
Is een criterium voor de gunning van een opdracht voor diensten [...] op basis waarvan er:
– rekening wordt gehouden met de door de inschrijver voor de personen die de opdracht uitvoeren voorgestelde loonsverhoging ten opzichte van de beloning die is vastgesteld in de toepasselijke sectorale overeenkomst, en
– de geselecteerde inschrijver verplicht is om, na collectieve onderhandelingen met de vertegenwoordigers van de werknemers, te specificeren in welke vorm die loonsverhoging zal worden toegekend en om zich in te spannen voor de sluiting van een collectieve arbeidsovereenkomst voor het ten behoeve van de opdracht in te zetten personeel,
geschikt voor het bepalen van de economisch meest voordelige inschrijving zoals vereist door artikel 67, lid 1, van richtlijn 2014/24/EU?
Staat dit criterium in de weg aan het vrij verrichten van diensten of beperkt het de vrije mededinging in strijd met artikel 56 VWEU en met de richtlijnen 2014/24/EU en 96/71/EG?
Maakt het inbreuk op het in artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht op collectieve onderhandelingen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-546/16; C-583/10; C-313/12; C-234/14; C-376/21; C-346/06; C-115/14
Specifiek beleidsterrein: EZK; SZW