C-22/18 TopFit et B
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 1 maart 2018 Schriftelijke opmerkingen: 15 april 2018 Trefwoorden: discriminatie; sport Onderwerp: - VWEU artikelen 18, 21 en 165; Feiten: B heeft de Italiaanse nationaliteit en is sinds 2003 woonachtig in Duitsland. Hij is lid van de sportvereniging Topfit. B is een wedstrijdlicentie toegekend overeenkomstig §4 van het reglement van de Duitse atletiekbond (hierna: DLO). Topfit is aangesloten bij de atletiekbond van Berlijn, die op zijn beurt weer lid is van verweerder, de Deutsche Leichtathletikverband. De Deutsche Leichtathletikverband is de federale koepelorganisatie van de Duitse atletiekbonden. Topfit schreef B in voor de Duitse indoor kampioenschappen voor senioren van 4 t/m 5 maart 2017 in Erfurt. De inschrijving werd door verweerder afgewezen. Tegen die beslissing stelden verzoekers beroep in op basis van het reglement van de atletiekbond. De krachtens dat reglement bevoegde commissie stelde ratione materiae niet bevoegd te zijn en stemde ermee in dat een zaak werd aangebracht bij een gewone rechter. Verzoekers kwamen niet op tegen de niet-inaanmerkingneming van B bij de Duitse indoor kampioenschappen voor senioren. In de periode 30 juni t/m 2 juli 2017 organiseerde verweerder de Duitse kampioenschappen voor senioren in Zittau. B had wederom de vereiste minimumprestaties in de betrokken periode voor de onderdelen 100m, 200m en 400m behaald. Aangezien niet te verwachten viel dat het aan de prejudiciële verwijzing ten grondslag liggende geding vóór het begin van de kampioenschappen zou worden beslecht, eisten verzoekende partijen bij wege van voorlopige maatregel toelating van B. Het betrokken verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan spoedeisendheid. B ging buiten mededinging aan de start. Op het onderdeel 100m behaalde hij de op twee na snelste tijd, maar werd niet toegelaten tot de finale. In de visie van verzoekers is het feit dat de toekenning van een deelnamerecht bij nationale kampioenschappen op het vlak van de seniorensport gekoppeld is aan de nationaliteit, inhoudelijk niet gerechtvaardigd. Bovendien geldt ten aanzien van B ook het beginsel van bescherming van verworven rechten. Tevens is sprake van schending van artikel 18 VWEU, dat elke discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt. Verweerder is van mening dat sportactiviteiten slechts onder het Unierechtelijke verbod op discriminatie van buitenlanders vallen voor zover het hierbij gaat om een economische activiteit. Overweging: Bij zijn beslissing over de opname van de resultaten van B in de ranglijst respectievelijk zijn recht op deelname dient de verwijzende rechter te toetsen of B een dergelijk recht op deelname aan het kampioenschap heeft. Volgens §5.2.1 van de DLO staat de deelname aan kampioenschappen principieel open voor alle atleten met de Duitse nationaliteit die over een geldige wedstrijdlicentie voor een Duitse vereniging beschikken. B beschikt over een geldige wedstrijdlicentie voor TopFit. B voldeed ook aan de overige inschrijvingsvoorwaarden, met uitzondering van de door verweerder opgestelde voorwaarde van het bezitten van de Duitse nationaliteit. In zoverre rijzen de in de prejudiciële vragen aan de orde gestelde twijfels of verweerder het recht heeft om de deelname respectievelijk de opname van de resultaten van B in de ranglijst afhankelijk te stellen van diens nationaliteit. Prejudiciële vragen: 1. Dienen de artikelen 18, 21 en 165 VWEU aldus te worden uitgelegd dat een bepaling van het reglement van een nationale atletiekbond die de deelname aan nationale kampioenschappen ervan afhankelijk stelt dat de betrokkene de nationaliteit van die lidstaat bezit, moet worden beschouwd als verboden discriminatie? 2. Dienen de artikelen 18, 21 en 165 VWEU aldus te worden uitgelegd dat een bond van een lidstaat zich schuldig maakt aan verboden discriminatie door amateursporters die niet de nationaliteit van die lidstaat bezitten weliswaar de mogelijkheid te bieden om aan nationale kampioenschappen deel te nemen, hen echter alleen maar „buiten” of „zonder mededinging” laat starten en niet laat deelnemen aan finales van races en wedstrijden? 3. Dienen de artikelen 18, 21 en 165 VWEU aldus te worden uitgelegd dat een bond van een lidstaat zich schuldig maakt aan verboden discriminatie door amateursporters die niet de nationaliteit van die lidstaat bezitten uit te sluiten van de toekenning van nationale titels respectievelijk plaatsing in de ranglijst? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Walrave/Koch 36/74; Bosman C-415/93; Commissie/Frankrijk C-334/94. Specifiek beleidsterrein: VWS