C-230/03, Sedef, arrest van 10 januari 2006
Signaleringsfiche Arrest van het Hof van Justitie van 10 januari 2006 in zaak C-230/03, Mehmet Sedef tegen Freie und Hansestadt Hamburg
Betrokken departementen SZW, JUS
Sleutelwoorden Associatie EEG-Turkije - Vrij verkeer van werknemers - Artikel 6 van besluit nr. 1/80 van Associatieraad - Recht op verlenging van verblijfsvergunning - Voorwaarden
Beleidsrelevantie Met dit arrest is verduidelijkt dat Turkse werknemers vrije toegang tot iedere arbeid in loondienst verkrijgen indien eerst de daaraan voorafgaande voorwaarden van artikel 6, eerste lid, van besluit nr. 1/80 zijn vervuld. Dit houdt in dat de werknemer respectievelijk één, drie en vier jaar ononderbroken legale arbeid dient te verrichten. Dit kan echter anders zijn als hij zich ter rechtvaardiging van zijn tijdelijke afwezigheid kan beroepen op een legitieme grond als genoemd in artikel 6, tweede lid van besluit nr. 1/80.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Sedef werkte vijftien jaar als zeeman op verschillende schepen die de Duitse vlag voerden. Hij verkreeg daarvoor steeds verblijfsvergunningen. De arbeidstijdvakken waren in deze periode 17 maal onderbroken geweest. Sinds 1993 is Sedef arbeidsongeschikt verklaard voor werk op zee. Wel is hij in staat werkzaamheden aan wal te verrichten. Gelet daarop vroeg Sedef een verblijfsvergunning aan voor het verrichten van werkzaamheden aan wal. Deze verblijfsvergunning werd hem geweigerd omdat hij niet voldeed aan de vereisten van artikel 6, eerste lid, van besluit 1/80, namelijk dat hij drie jaar legale arbeid had verricht in hetzelfde beroep bij dezelfde werkgever.
Het eerste lid van artikel 6 van besluit 1/80 geeft Turkse werknemers verdergaande rechten naarmate ze langer legale arbeid in een lidstaat verrichten. Na een jaar legale arbeid heeft een Turkse werknemer recht op verlenging van zijn arbeidsvergunning bij dezelfde werkgever indien deze werk heeft. Na drie jaar legale arbeid heeft hij het recht om in hetzelfde beroep bij een werkgever van zijn keuze op een ander arbeidsaanbod te reageren. Na vier jaar legale arbeid heeft hij vrije toegang tot iedere arbeid in loondienst van zijn keus.
De verwijzende rechter wil weten hoe artikel 6 van besluit nr. 1/80 in onderling verband moet worden gelezen.
Het Hof oordeelt allereerst dat uit de opzet en het nuttige effect van de regeling volgt dat de drie afzonderlijke voorwaarden die in deze bepaling zijn gesteld, achtereenvolgens door de betrokkenen moeten worden vervuld. Turkse werknemers dienen dus respectievelijk één, drie en vier jaar legale arbeid te verrichten, die in beginsel niet mag worden onderbroken om vrije toegang tot iedere arbeid in loondienst te verkrijgen.
Om de strengheid van deze regel te verzachten, noemt het tweede lid van artikel 6 een aantal legitieme gronden voor onderbreking van de arbeid in loondienst. Korte onderbrekingen, zoals vakanties en kortdurende ziekte, moeten volledig als tijdvakken van legale arbeid worden behandeld. Onderbrekingen wegens onvrijwillige werkloosheid - die naar behoren zijn vastgesteld door de bevoegde autoriteiten - en onderbrekingen wegens langdurige ziekte worden niet gelijkgesteld met tijdvakken van legale arbeid, maar mogen er niet toe leiden dat de Turkse werknemer de rechten verliest die hij op grond van de voorafgaande tijdvakken had verkregen.
Het Hof oordeelt dat de perioden van afwezigheid van Sedef dienen te worden aangemerkt als tijdvakken van onvrijwillige werkloosheid in de zin van het tweede lid van artikel 6. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval is het feit dat deze tijdvakken niet naar behoren door de autoriteiten zijn geconstateerd, niet relevant. Bovendien is het Hof van mening dat de nationale autoriteiten niet achteraf iemands status op losse schroeven mogen zetten indien hij reeds 15 jaar zonder onderbrekingen verblijfsvergunningen heeft verkregen. Het Hof komt dan ook tot de conclusie dat de bevoegde nationale autoriteiten in casu het recht van verblijf van de betrokken Turkse werknemer in de lidstaat van ontvangst niet kunnen betwisten.
Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten Op grond van nationaal beleid geldt dat de Turkse werknemer na drie jaar onafgebroken legale arbeid, vrije toegang heeft tot iedere arbeid van zijn keuze. In dit opzicht is de Nederlandse regeling gunstiger dan artikel 6 van besluit 1/80 op grond waarvan vrije toegang tot de arbeidsmarkt pas na vier jaar verkregen wordt. Bovendien vereist de Wet arbeid vreemdelingen niet dat de Turkse werknemer de eerste drie jaar in hetzelfde beroep en bij dezelfde werkgever werkt. Tijdvakken van onvrijwillige werkloosheid die naar behoren zijn geconstateerd door de bevoegde autoriteiten, alsmede perioden van afwezigheid wegens langdurige ziekte worden niet gelijkgesteld met tijdvakken van legale arbeid, maar reeds opgebouwde rechten die zijn verkregen uit voorafgaande tijdvakken van arbeid gaan niet verloren. Het Nederlandse beleid is derhalve al in lijn met het oordeel van het Hof in de zaak Sedef.
Voorstel voor behandeling De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisname aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De ICER adviseert dit arrest onder de aandacht van de relevante uitvoerende instanties te brengen.