C-230/16 Coty Germany

Contentverzamelaar

C-230/16 Coty Germany

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   14 juni 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       30 juni 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   31 juli 2016
Trefwoorden: mededinging; kartelverbod; selectievedistributieovereenkomsten

Onderwerp
- VWEU artikel 101 (kartelverbod)
- Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen

Verweerster Parfürmerie Akzente is één van de grootste aanbieders in DUI van luxe cosmetica die via een systeem van selectieve distributie(-overeenkomsten) in de handel worden gebracht. De overeenkomsten zijn in basis uniform en worden evt aangevuld met specifieke overeenkomsten. Zij is één van de erkende detailhandelaren (‘depositair’) van verzoekster, zowel in fysieke verkooppunten als via internet (de eigen webshop en via amazon). Eén van de eisen die verzoekster stelt is dat het de depositair niet is toegestaan om een andere naam te gebruiken of een derde, niet-erkende, onderneming in te schakelen. Na inwerkingtreding van Vo. 330/2010 heeft verzoekster in maart 2012 de selectievedistributieovereenkomsten herzien. Voorwaarde voor de internetactiviteiten van de depositair is dat deze fungeren als ‘elektronische etalage’ van de erkende winkel en dat het luxekarakter van de producten onaangetast blijft. Samenwerking met derden blijft verboden. Verweerster ondertekent de nieuwe overeenkomsten niet. Verzoekster start een procedure waarin zij eist dat het verweerster verboden wordt de merkartikelen via amazon aan te bieden. In eerste aanleg wijst de rechter de vordering af (31-07-2014). De overeenkomst is strijdig met de DUI mededingingswet en VWEU artikel 101, lid 1, verwijzend naar het arrest Fabre. Verzoekster heeft niet aangetoond dat de beperking efficiencyvoordelen oplevert die zwaarder wegen dan de nadelen. Verzoekster gaat in beroep bij de verwijzende rechter.

Bij de verwijzende DUI rechter (Oberlandesgericht Frankfurt/M) wijst verzoekster erop dat zij slechts nakoming vordert van eerder gestelde eisen die ook voor haar andere afnemers gelden. Zij verduidelijkt welke vorm van samenwerking zij verbiedt en dat het haar enkel gaat om instandhouding en bevordering van de kwaliteit van haar producten. Indien zij samenwerking met derden zou toestaan dan zou zij ook die moeten controleren. Zij meent dat verkoop via ‘marktplaatsen’ als amazon of ebay vergelijkbaar is met distributie door niet-erkende handelaren. Zij wijst op haar merkhouderschap dat haar het recht geeft wederverkoop te beperken. Zij voldoet, evenals verweerster, aan de in Vo. 330/2010 gestelde voorwaarden voor vrijstelling van de selectievedistributieovereenkomsten. Er is ook geen sprake van verdeling van de markt. Haar overeenkomsten focussen niet op klanten maar op verkoopkanalen. Verweerster acht de gestelde beperkingen niet noodzakelijk voor behoud van kwaliteit en goed gebruik. Zij stelt dat consumenten op internet geen ‘luxe verkoopomgeving’ verwachten maar gebruik willen maken van de mogelijkheid om makkelijk en goedkoop producten aan te schaffen.
De verwijzende rechter legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1) Kunnen selectievedistributiestelsels voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het “luxe-imago” van de artikelen in stand te houden, worden beschouwd als een mededingingsfactor die verenigbaar is met artikel 101, lid 1, VWEU?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Kan een algemeen verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, ongeacht of in het concrete geval de legitieme kwaliteitseisen van de producent worden geschonden, worden beschouwd als mededingingsfactor die verenigbaar is met artikel 101, lid 1, VWEU?
3) Dient artikel 4, onder b), van verordening (EU) nr. 330/2010 aldus te worden uitgelegd dat een verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, moet worden beschouwd als beperking naar strekking van de klantenkring van de detailhandelaar?
4) Dient artikel 4, onder c), van verordening (EU) nr. 330/2010 aldus te worden uitgelegd dat een verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, moet worden beschouwd als beperking naar strekking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-439/09 Fabre
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten