C-237/15 PPU Lanigan
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 12 juni 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: n.v.t. (PPU niet-NL) Mondelinge behandeling gepland op: 01 juli 2015 (14.30 uur) Trefwoorden: EAB; overlevering tussen EULS Onderwerp Kaderbesluit 2002/584/JBZ van 13 juni 2002 over het Europees aanhoudingsbevel en procedures van overlevering tussen lidstaten
Verzoeker Francis Lanigan is op 16-01-2013 in IER aangehouden op grond van een door de autoriteiten van Noord-Ierland op 17-12-2012 tegen hem uitgevaardigd EAB . VK MinJUS vraagt om zijn uitlevering om hem te kunnen vervolgen voor moord op een VK-burger en wapenbezit. Lanigan zit sinds 16-01-2013 in voorarrest in afwachting van de beslissing over zijn overlevering. Hij stemt niet in met zijn overlevering. Hij stelt dat de vertraging in vaststelling van de IER overleveringsprocedure betekent dat zijn overlevering moet worden geweigerd. Zowel de 60- als de 90-dagen periode (genoemd in artikel 17(3) van het kaderbesluit, zijn al ruim verlopen, en er is nog geen besluit genomen. De procedure die is gevolgd wordt uitgebreid in de verwijzingsbeschikking beschreven. Verzoeker doet ook nog een beroep op artikel 2 EVRM omdat hij meent dat door overlevering zijn leven in gevaar komt. Het kaderbesluit heeft in IERrecht geen directe werking. Noch in het kaderbesluit zelf, noch in de IER omzettingswet zijn gevolgen opgenomen van het niet voldoen aan de gestelde beslissingstermijnen. In een eerdere zaak (zaak Dundon, 2006) waarin een overleveringskandidaat na het missen van de termijnen een beroep doet op ‘habeas corpus’ heeft het IER Supreme Court erop gewezen dat IER niet de verklaring ex artikel 35 Verdrag (oud) heeft afgelegd die nodig is om een zaak aan het HvJEU voor te leggen. De overgangsperiode is echter in december 2014 verstreken zodat de High Court deze zaak wel aan het HvJEU kan voorleggen om te achterhalen wat het gevolg van het niet-respecteren van de termijnen moet zijn. De verwijzende IER rechter (High Court) stelt de volgende vragen aan het HvJEU: (1) What is the effect of a failure to observe the time limits stipulated in Article 17 of the Framework Decision of the 13th June, 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between member States (2002/584/JHA) read in conjunction with the provisions of Article 15 of the said Framework decision? (2) Does failure to observe the time limits stipulated in Article 17 of the Framework Decision of the 13th June, 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between member States (2002/584/JHA) give rise to rights on the part of an individual who has been held in custody pending a decision on his/her surrender for a period in excess of those time periods? Specifiek beleidsterrein: VenJ