C-24/15 Plöckl
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 09 maart 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 23 maart 2015 Schriftelijke opmerkingen: 23 april 2015 Trefwoorden: btw (vrijstelling voor intracommunautaire levering) Onderwerp - Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (Pb L 145, blz 1) (Zesde BTW-RL); - Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 218/92; - Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde
Verzoeker Josef Plöckl is zelfstandig ondernemer. In koopt in 2006 voor zijn bedrijf een motorvoertuig. In oktober 2006 stuurt hij het voertuig naar een SPA autodealer (‘D’) met het doel het in SPA te verkopen. Dat lukt in juli 2007. Hij heeft deze transactie in 2006 niet als ‘omzet’ opgegeven maar geeft wel in 2007 een belastingvrije intracommunautaire levering van het voertuig aan D aan. Hij beschikt niet over een SPA btw-nummer. Na controle door verweerster (belastingdienst) krijgt verzoeker te horen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een intracommunautaire levering maar dat het een in DUI belastbare levering betreft. Verweerster wijzigt verzoekers aangifte omzetbelasting voor 2006 omdat de overbrenging niet zou zijn vrijgesteld en verzoeker geen btw-nummer in SPA heeft zodat hij geen boekhoudkundig bewijs kan overleggen. Verzoeker start tegen dat besluit een procedure.
De verwijzende DUI rechter (Finanzgericht München) gaat uit van btw-plicht gezien verzoekers voornemen het voertuig in SPA te verkopen. Maar gezien het ontbreken van temporeel en materieel verband tussen de verzending naar SPA en de levering aan D is er geen sprake van een intracommunautaire levering. Partijen zijn het erover eens dat geen sprake is van fraude. Maar hij vindt het stellen van een vraag aan het HvJEU relevant omdat verzoeker niet alles zou hebben gedaan wat van hem kon worden verlangd – zoals het vermelden van een SPA btw-nummer. Hij stelt het HvJEU de volgende vraag: “Zijn de lidstaten op grond van de artikelen 22, lid 8, en 28 quater, A, onder a), eerste alinea, en onder d), van de Zesde richtlijn van de Raad 77/388/EEG van 17 mei 1977 bevoegd vrijstelling voor een intracommunautaire levering (in casu een intracommunautaire overbrenging) te weigeren wanneer de leverancier weliswaar niet alles heeft gedaan wat van hem kan worden verlangd wat de formele vereisten inzake vermelding van het btw-identificatienummer betreft, maar er geen concrete aanwijzingen bestaan voor belastingfraude, het goed naar een andere lidstaat is overgebracht en ook is voldaan aan de overige voorwaarden voor vrijstelling?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-409/04, Teleos; C-285/09 R; C-587/10 VSTR; C-273/11, Mecsek-Gabona ; C-285/11 Bonik; C-446/13, Fonderie 2A Specifiek beleidsterrein: FIN