C-24/24, C-25/24, C-26/24 en C-27/24 LAV e.a. e.a.

Contentverzamelaar

C-24/24, C-25/24, C-26/24 en C-27/24 LAV e.a. e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    27 mei 2024

Trefwoorden: Habitatrichtlijn; dierenbescherming

Onderwerp: Richtlijn 92/43 van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna: artikelen 12 en 16.

Feiten (C-24/24 – C-27/24):

De zaken gaan over een reeks beroepen die meerdere milieu-dierenbeschermingsverenigingen hebben ingesteld tegen twee maatregelen waarbij er toestemming is gegeven door de provincie om een bruine beer van het vrouwelijke geslacht te doden. Op 5 april 2023 werd in de gemeente Caldes een 26-jarige man dood aangetroffen met verwondingen die werden toegeschreven aan de beer. De verenigingen stellen dat er ook alternatieve maatregelen zijn voor het doden van de beer, zoals gevangenschap.

Overweging (C-24/24 – C-27/24):

Artikel 12 van richtlijn 92/43 verbiedt het opzettelijk vangen en doden van dieren die in het wild leven. Artikel 16 laat toe dat lidstaten onder omstandigheden afwijken van artikel 12, onder andere wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De verwijzende rechter stelt dat er geen rangorde is tussen het vangen en het doden van het dier, omdat bij beide opties het dier uit zijn natuurlijke omgeving wordt verwijderd en niet langer in het wild zal leven. Hij stelt daarom dat de nationale regel op grond waarvan de toestemming is verleend om het dier te doden, niet in strijd is met richtlijn 92/43. Voor de zekerheid vraagt hij om verduidelijking van het Unierecht.

Prejudiciële vragen (zijn voor alle zaken dezelfde):

[1] Als eenmaal is vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarde dat een van de uitdrukkelijk in artikel 16, lid 1, onder a) tot en met e), genoemde situaties zich voordoet en aan de voorwaarde dat „de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan”, moet de verdere voorwaarde dat „er geen andere bevredigende oplossing bestaat” in artikel 16 van richtlijn 92/43/EEG, met het oog op de verlening van toestemming om af te wijken van het verbod op „het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten” in artikel 12, onder a), van deze richtlijn, dan aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit moet aantonen dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat waarmee verwijdering van het dier uit zijn natuurlijke verspreidingsgebied kan worden voorkomen, waaruit volgt dat een gemotiveerde keuze van de in de praktijk te nemen maatregel mogelijk is, te weten dat het dier kan worden gevangen om in permanente gevangenschap te worden gehouden of kan worden gedood, en deze maatregelen op gelijke voet staan? of

[2] Als eenmaal is vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarde dat een van de uitdrukkelijk in artikel 16, lid 1, onder a) tot en met e), genoemde situaties zich voordoet en aan de voorwaarde dat „de afwijking geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan”, met het oog op de verlening van toestemming om af te wijken van het verbod op „het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten” in artikel 12, onder a), van deze richtlijn, moet de verdere voorwaarde dat „er geen andere bevredigende oplossing bestaat” in artikel 16 van richtlijn 92/43/EEG, met het oog op de verlening van toestemming om af te wijken van het verbod op „het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten” in artikel 12, onder a), van deze richtlijn, dan aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit voorrang moet geven aan de optie dat het dier wordt gevangen om permanent in gevangenschap te worden gehouden, en het dier uitsluitend wanneer deze oplossing objectief, en niet tijdelijk, niet mogelijk is, mag worden verwijderd door het te doden, en er dus een strikte hiërarchie tussen deze maatregelen bestaat?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-6/04 Commissie/Verenigd Koninkrijk; C-508/04 Commissie/Oostenrijk; C-342/05 Commissie/Finland; C-441/17 Commissie/Polen; C-674/17 Luonnonsuojeluyhdistys Tapiola; C-88/19 sociaţia „Alianța pentru combaterea abuzurilor’; C-432/21 Commissie/Polen

Specifiek beleidsterrein: LNV