C-247/20 Commissioners for Her Majesty's Revenue and Customs

Contentverzamelaar

C-247/20 Commissioners for Her Majesty's Revenue and Customs

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     31 augustus 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     17 oktober 2020

Trefwoorden : verblijfsrecht; ziektekostenverzekering; EER

Onderwerp : Immigration (European Economic Area) Regulations 2016

 

Feiten:

VI is Pakistaans onderdaan die toestemming nodig heeft om het VK binnen te komen en er te blijven. VI had een verblijfsrecht in het kader van prestaties die zij ontving in de periode dat zij over ziektekostenverzekering met volledige dekking voor haar en haar gezin beschikte. Haar afgeleide verblijfsrecht vloeide voort uit Regulation 15A, leden 1 en 2, van de Immigration Regulations 2006 (EEA Regulations) op grond dat zij de persoon was die daadwerkelijk zorgde voor een EER-kind dat in zijn eigen

levensbehoeften voorzag. Er is sprake van beweerdelijk te veel uitbetaalde kinderbijslag voor meerdere perioden. Het recht op die kinderbijslag wordt betwist, echter kan het te veel uitbetaalde bedrag niet worden teruggevorderd van VI omdat zij geen valse verklaring heeft afgelegd noch heeft nagelaten een materieel feit bekend te maken.

 

Overweging:

Aangezien appellante zelf niet voor alle perioden die in deze gevoegde hogere beroepen aan de orde zijn beschikte over ziektekostenverzekering met volledige dekking, kan de Social Security Appeal Tribunal zich momenteel niet over de kwestie van appellantes recht op de hierboven genoemde overheidsprestaties uitspreken zonder de voorafgaande beslissing van het Hof en verzoekt de rechtbank het Hof thans om een prejudiciële beslissing.

 

Prejudiciële vragen:

1. Dient een EER-kind met een duurzaam verblijfsrecht blijvend te beschikken over een  ziektekostenverzekering met volledige dekking om zijn verblijfsrecht te behouden als persoon die in zijn eigen levensbehoeften voorziet overeenkomstig Regulation 4, lid 1, van de 2016 Regulations?

2. Vormt het in Regulation 4, lid 3, onder b), van het 2016 Regulations opgenomen vereiste [dat een student of een persoon die in zijn eigen levensbehoeften voorziet, voor de toepassing van Regulation 16, lid 2, onder b), ii), van de 2016 Regulations maar over een ziektekostenverzekering met volledige dekking in het Verenigd Koninkrijk wordt geacht te beschikken wanneer die verzekering deze persoon en al zijn betrokken familieleden dekt], een ongeoorloofd vereiste onder het Unierecht gelet op artikel 7, lid 1, van richtlijn 2004/38 en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in punt 70 van het arrest Teixiera C-480/08?

3. Dienen de tussen het Verenigd Koninkrijk en de Republiek Ierland afgesproken  wederkerigheidsregelingen inzake ziektekostenverzekering binnen de gemeenschappelijke reiszone in navolging van de beslissing in punt 53 van het arrest Ahmad tegen Secretary of State for the Home Department [2014] EWCA Civ 988 te worden beschouwd als „wederkerigheidsregelingen” en komen zij bijgevolg neer op ziektekostenverzekering met volledige dekking voor de toepassing van Regulation 4, lid 1, van de 2016 Regulations?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-34/09; C-200/02; C-480/08

Specifiek beleidsterrein: JenV-DMB; SZW