C-250/25 Like Company 

Contentverzamelaar

C-250/25 Like Company 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     3 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     20 juli 2025

Trefwoorden: auteursrecht, kunstmatige intelligentie, beschikbaarstelling publicaties, reproductie van werken, informatiemaatschappij, mededeling aan publiek

Onderwerp: Richtlijn (EU) 2019/790 [inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt]: overwegingen 54 en 55 en artikel 15, leden 1 en 2; Richtlijn 2001/29/EG [betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij]: artikel 2 en artikel 3, lid 2.

Verwerende partij exploiteert zoekmachines zoals Google Search en Google Gemini, een generatieve AI chatbot die helpt bij het creëren van nieuwe inhoud zoals afbeeldingen, muziek en codes. De chatbot heeft in haar antwoord de inhoud van een auteursrechtelijke beschermde perspublicatie weergegeven, waarover verzoekende partij stelt dat haar rechten geschonden zijn. De verwijzende rechter vraagt of weergegeven redactionele inhoud een niveau kan bereiken waarop sprake is van het gebruik van ‘publicaties’ in de zin van artikel 15 van richtlijn 2019/790, waar toestemming voor is vereist en vergoeding is verschuldigd. 

Prejudiciële vragen: 
1) Moeten artikel 15, lid 1, van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 [inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG] en artikel 3, lid 2, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij aldus worden uitgelegd dat de weergave van tekst die gedeeltelijk overeenstemt met de inhoud van webpagina’s van persbureaus in de antwoorden van een op [een groot taalmodel (large language model, LLM)] gebaseerde chatbot en die plaatsvindt in die mate dat de bescherming van de weergegeven tekst op grond van artikel 15 van richtlijn 2019/790 gerechtvaardigd is, moet worden beschouwd als mededeling aan het publiek? Zo ja, is het dan relevant dat dit het resultaat is van een proces waarbij de chatbot uitsluitend op basis van de waargenomen patronen voorspelt wat het volgende woord gaat worden? 

2) Moeten artikel 15, lid 1, van richtlijn 2019/790 en artikel 2 van richtlijn 2001/29 aldus worden uitgelegd dat het op het waarnemen en vergelijken van patronen gebaseerd trainingsproces van een op LLM gebaseerde chatbot dat het model in staat stelt om taalpatronen te herkennen moet worden beschouwd als reproductie? 

3) Indien het antwoord op de tweede vraag bevestigend is, valt die reproductie van rechtmatig toegankelijke werken dan onder de uitzondering als bedoeld in artikel 4 van richtlijn 2019/790, dat voorziet in vrij gebruik voor tekst- en datamining? 

4) Moeten artikel 15, lid 1, van richtlijn 2019/790 en artikel 2 van richtlijn 2001/29 aldus worden uitgelegd dat wanneer gebruikers aan een op LLM gebaseerde chatbot een opdracht geven die overeenkomt met of verwijst naar tekst in een perspublicatie en de chatbot op basis van de opdracht van de gebruiker vervolgens een antwoord genereert waarin de inhoud van de perspublicatie geheel of gedeeltelijk wordt weergegeven, dit moet worden beschouwd als reproductie door de aanbieder van de chatbot?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZ; JenV

Gerelateerde documenten