C-253/16 Flibtravel International et Leonard Travel International
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 23 juni 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 9 juli 2016 Schriftelijke opmerkingen: 9 augustus 2016 Trefwoorden: vervoer; mededinging; oneerlijke handelspraktijken Onderwerp: - VWEU artikel 96.1 (vervoer)
De twee verzoekende handelsvennootschappen zijn exploitanten van een vast bustraject tussen station Brussel-Zuid en luchthaven Charleroi. Zij zijn een zaak begonnen wegens vermeende oneerlijke handelspraktijken van taxidiensten die busjes bij Brussel-Zuid parkeren en reclame maken voor hun ritten. Hetzij door reizigers persoonlijk aan te klampen, hetzij door het tonen van bordjes met de tekst ‘shuttle to airport Charleroi 13 EUR’, terwijl op de andere zijde ‘bus 17 EUR’ vermeld staat. Verzoeksters vorderen staking van die praktijken. In eerste instantie is hun eis afgewezen (11-02-2015) wegens onvoldoende bewijs. Zij gaan in beroep bij de verwijzende rechter en onderbouwen daar hun vorderingen met bewijzen en getuigenissen.
De verwijzende BEL rechter (Hof van Beroep Brussel) onderzoekt of sprake is van groepsvervoer en het ronselen van reizigers. Voor de laatste term kan hij geen nadere uitleg in jurisprudentie vinden. Uit de BEL regeling (uit 1995) volgt dat taxi’s enkel bezoldigde vervoerdiensten van personen mogen aanbieden die aan in de regeling gestelde voorwaarden voldoen. De hier geschetste praktijk (shuttlevervoer) vormt een inbreuk op die regeling. Maar hij vraagt zich af of de regeling verenigbaar is met VWEU artikel 96.1. Verzoekers stellen dat artikel 96.1 hier niet van toepassing is omdat de daarin genoemde ‘prijzen en voorwaarden’ enkel de tariefvoorwaarden en die voor het verkrijgen van de vergunning betreffen; in de BEL regeling is geen sprake van steun aan of bescherming voor de buslijnexploitanten. Artikel 96 zou slechts om het verbod op staatssteun en discriminatie gaan. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor: 1. Moet artikel 96, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat het van toepassing kan zijn op prijzen en voorwaarden die door een lidstaat zijn opgelegd aan de exploitanten van taxidiensten wanneer (a) tijdens de betrokken taxiritten slechts uitzonderlijk de nationale grenzen worden overschreden, (b) een belangrijk deel van de klanten van de betrokken taxi’s bestaat uit staatsburgers van de Europese Unie of personen die in de Europese Unie verblijven, en die geen staatsburger van de betrokken lidstaat zijn of personen zijn in de betrokken lidstaat verblijven en (c) in de concrete omstandigheden van de zaak, de betrokken taxiritten voor de passagier vaak slechts een etappe zijn in een langere reis waarvan het vertrekpunt of de eindbestemming in een ander land van de Unie dan de betrokken lidstaat ligt? 2. Moet artikel 96, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat het van toepassing kan zijn op exploitatievoorwaarden die niet de tariefvoorwaarden en de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor het verrichten van de betrokken vervoersactiviteit zijn, zoals in de onderhavige zaak een verbod voor de exploitanten van taxi’s om individuele plaatsen in plaats van het hele voertuig ter beschikking te stellen en een verbod voor die exploitanten om zelf de bestemming van een aan de klant aangeboden rit te bepalen, wat erop neerkomt dat deze exploitanten wordt belet klanten met dezelfde bestemming te groeperen? 3. Moet artikel 96, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat het, behoudens machtiging van de Commissie, maatregelen van hetzelfde soort als de in de tweede vraag bedoelde maatregelen verbiedt (a) die, naast andere doelstellingen, algemeen tot doel hebben, de exploitanten van taxi’s te beschermen tegen de concurrentie van bedrijven die voertuigen met chauffeur verhuren, en (b) die in de concrete omstandigheden van de zaak specifiek tot gevolg hebben dat exploitanten van bussen tegen de concurrentie van exploitanten van taxi’s worden beschermd? 4. Moet artikel 96, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat het, behoudens machtiging van de Commissie, een maatregel verbiedt die de exploitanten van taxi’s verbiedt klanten te ronselen, wanneer die maatregel in de concrete omstandigheden van de zaak tot gevolg heeft dat hun mogelijkheden voor het verwerven van klanten van een concurrerende busdienst worden beperkt? Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ