C-256/23 en C-290/23 ECHA e.a.

Contentverzamelaar

C-256/23 en C-290/23 ECHA e.a.

Gevoegde prejudiciële hofzaken C-256/23 en C-290/23 ECHA e.a.

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 juli 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    4 september 2023

Trefwoorden:

Onderwerp:

•            Artikelen 256 e.v. en artikel 299 VWEU;

•            Artikelen 11 en 13 van Verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen (hierna: „Reach-verordening”);

•            Artikelen 74 en 94 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (hierna: „verordening nr. 1907/2006”).

Feiten:

Verzoekster, het Europees agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA), is verantwoordelijk voor het beheer en de uitvoering van de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van verordening (EG) nr. 1907/2006. Fabrikanten en importeurs van chemische stoffen zijn krachtens deze verordening registratieplichtig. Verweersters hebben bij verzoekster een registratiedossier ingediend waarbij zij aanspraak maakten op lagere vergoedingen en vergoedingen voor administratieve kosten. Verzoekster stelt dat verweersters geen aanspraak konden maken op vermindering van de vergoeding voor administratieve kosten. Verweersters hebben de vergoeding voor administratieve kosten niet betaald, daarop heeft verzoekster beroep ingesteld en vordert zij van verweersters betaling van de administratieve kosten.

Overweging:

Volgens de uitdrukkelijke bewoordingen van artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006 is een beroep bij de rechterlijke instanties van de Unie slechts ontvankelijk indien beroep is ingesteld tegen een beslissing van het Agentschap. In het onderhavige geval is het echter het Agentschap dat rechtsbescherming vraagt tegen de betalingsplichtige verweersters. Verzoekster is van mening dat in een dergelijke constellatie artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006 niet van toepassing is.

Verweersters zijn daarentegen van mening dat het weliswaar juist is dat artikel 94 van verordening (EG) nr. 1907/2006 voorziet in een rechtsmiddel, echter biedt deze norm verzoekster niet de mogelijkheid de nakoming van de betalingsverplichting te vorderen. Verzoekster was evenmin bevoegd om de beslissing tegen rechtspersonen in Duitsland ten uitvoer te leggen. Zij betogen dat de rechterlijke instanties van de Unie verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van Unierechtelijke maatregelen. Het beroep op de rechter is uitvoerig geregeld in artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006. Er kan geen onderscheid worden gemaakt tussen de vaststelling van een vergoeding voor administratieve kosten en het afdwingen ervan. Een dergelijke kunstmatige opsplitsing ligt niet voor de hand, aangezien artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006 een alomvattende controle van de bestuurshandelingen van verzoekster als instelling van de Unie beoogt.

De verwijzende rechter is het eens met hetgeen verweerster heeft aangevoerd en is van oordeel dat overeenkomstig artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006 een beroep op de rechterlijke instanties van de Unie mogelijk is. Voorts is de regeling in artikel 299, vierde alinea, VWEU, volgens welke het Hof van Justitie van de Europese Unie exclusief bevoegd is voor de schorsing van de tenuitvoerlegging en voor geschillen over het voortbestaan van de vordering ten gronde, in het voordeel van een bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de Unie.

Artikel 299, eerste alinea, VWEU bevat geen enkele beperking wat betreft de aard van de besluiten, maar is van toepassing op alle besluiten waarbij een geldelijke verplichting wordt vastgesteld. Volgens de bewoordingen van artikel 299 VWEU is deze bepaling echter alleen van toepassing op besluiten van de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank die een geldelijke verplichting inhouden. De tenuitvoerlegging van besluiten van andere Europese instellingen, zoals agentschappen, die een geldelijke verplichting inhouden, valt uitdrukkelijk niet onder deze bepaling. De verwijzende rechter merkt op dat een ruime uitlegging van artikel 299 VWEU, volgens welke ook besluiten van het Agentschap die een geldelijke verplichting inhouden hieronder vallen, ook wordt ondersteund door het feit dat noch verordening nr. 1907/2006 noch verordening (EG) nr. 340/2008 specifieke voorschriften inzake de tenuitvoerlegging bevat. Het Agentschap heeft weliswaar de bevoegdheid om vergoedingen voor administratieve kosten en andere vergoedingen op te leggen, echter beschikt zij niet over de middelen om niet voor beroep vatbare besluiten over de vergoedingen voor administratieve kosten en andere vergoedingen ten uitvoer te leggen. De instellingen van de Unie kunnen slechts ten volle uitvoering geven aan het recht van de Unie als zij beschikken over middelen voor de gedwongen tenuitvoerlegging van de titels die zij in het leven roepen. Bij gebrek aan specifieke bepalingen inzake tenuitvoerlegging in de verordeningen (EG) nr. 1907/2006 en nr. 340/2008 moet een beroep worden gedaan op de bepaling inzake gedwongen tenuitvoerlegging krachtens artikel 299 VWEU.

Voor het geval dat verzoeksters besluiten over het in rekening brengen van een degelijke vergoeding voor administratieve kosten geen executoriale titel vormen en er om die reden sprake is van een procesbelang bij een vordering tot nakoming, wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 13, lid 4, derde alinea, gelezen in samenhang met artikel 11, lid 3, tweede alinea, van de Reach-verordening, aldus moet worden uitgelegd dat het niet mogelijk is om een vordering tot nakoming in te stellen die is gericht op betaling van de vergoeding voor administratieve kosten. De verwijzende rechter merkt op dat de Reach-verordening geen uitdrukkelijke verwijzing omvat naar het feit dat verzoekster de mogelijkheid heeft om in rechte op te treden indien de vergoeding niet binnen de gestelde termijn wordt betaald. Dat de Reach-verordening in ieder geval niet uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van verzoekster om een vordering in te stellen, zou kunnen betekenen dat de Uniewetgever de gevolgen van de niet-betaling van de vergoedingen uitputtend heeft geregeld.

Prejudiciële vragen: C-256/23

1. Moet artikel 94, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006, op grond waarvan bij het Gerecht van de Europese Unie beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van het Agentschap, aldus worden uitgelegd dat ook ter zake van de uitvoerbaarheid van beslissingen van het Agentschap beroep kan worden ingesteld?

2. Voor zover de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord: Moet artikel 299, eerste alinea, VWEU aldus worden uitgelegd dat het niet alleen van toepassing is op besluiten van de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank, maar ook op beslissingen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen waarbij een vergoeding voor administratieve kosten wordt opgelegd?

3. Voor zover de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord: Moet artikel 299, tweede alinea, VWEU aldus worden uitgelegd dat de verwijzing naar de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering van de lidstaat niet alleen betrekking heeft op procedureregels, maar ook op bevoegdheidsregels?

Prejudiciële vragen: C-290/23

1) Moet artikel 299, eerste alinea, eerste deel van de zin, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aldus worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluitend van toepassing is op besluiten van de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank of geldt zij ook voor besluiten van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) waarbij een vergoeding voor administratieve kosten in rekening werd gebracht als bedoeld in artikel 13, lid 4, van verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)?

2) Indien een besluit van het Europees Agentschap voor chemische stoffen waarbij een dergelijke vergoeding voor administratieve kosten in rekening wordt gebracht, geen executoriale titel vormt:

Moet artikel 13, lid 4, derde alinea, gelezen in samenhang met artikel 11, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 340/2008 dan aldus worden uitgelegd dat het niet mogelijk is om een vordering tot nakoming in te stellen die strekt tot betaling van de vergoeding voor administratieve kosten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Fertisac/ECHA, T-855/16; Document Security Systems/ECB, T-295/05; ADR Center SpA/Europese Commissie, C-584/17.

Specifiek beleidsterrein: JenV