C-256/25 Ljoelov
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 11 juni 2025 Schriftelijke opmerkingen: 28 juli 2025
Trefwoorden:
Onderwerp: Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten
Betalingsbevelprocedure in geval van niet-nakoming van een tussen een consument en een bank gesloten renteloze leningsovereenkomst. Verenigbaarheid met het Unierecht indien verzoekster (een bank) verzoekt om in het betalingsbevel ook de kosten op te nemen van een methode voor kennisgeving van de vervroegde aflossing van de lening wegens niet-nakoming door de consument van de met een bank gesloten leningsovereenkomst, wanneer deze kosten niet uitdrukkelijk worden genoemd in de algemene voorwaarden van de bank of in de betrokken leningsovereenkomst. Toelaatbaarheid van de uitlegging van de overeenkomst in die zin dat de kredietgever afstand heeft gedaan van zijn recht op de kosten van kennisgevingen, waardoor de mogelijkheid wordt uitgesloten om de leemte in de overeenkomst op te vullen met aanvullende bepalingen van nationaal recht. Verenigbaarheid met het Unierecht van een nationale regel volgens welke, ingeval de eiser in rechte opkomt tegen het betalingsbevel, de hogere rechterlijke instantie enkel bindende instructies geeft aan de rechter van eerste aanleg, zonder deze te motiveren en zonder zelf het betalingsbevel te kunnen uitvaardigen.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 5, tweede volzin, van richtlijn 93/13/EEG [van de Raad] van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat een naar het oordeel van de bevoegde nationale rechter uitputtende lijst van de soorten betalingsverplichtingen die in verband met de uitvoering van de overeenkomst aan de consument kunnen worden opgelegd, kan worden uitgelegd als een afstand door de verkoper van zijn recht om verdere betalingen van de consument te vorderen in geval van niet-nakoming van zijn verplichtingen, en[, zo ja,] onder welke voorwaarden?
2. Indien het antwoord op de eerste vraag luidt dat een dergelijk beding altijd of onder bepaalde voorwaarden kan worden uitgelegd als een afstand van recht, laten artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG [van de Raad] van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dan nationale rechtspraak toe (en zo ja, onder welke voorwaarden), op grond waarvan in gevallen waarin de algemene voorwaarden van een consumentenkredietovereenkomst [die niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 2008/48/EG valt omdat aan de uitsluitingscriteria van artikel 2, onder f), van deze richtlijn is voldaan] een uitputtende opsomming geven van de soorten vergoedingen die de kredietgever in rekening mag brengen en ervan mag worden uitgegaan dat er geen andere soorten vergoedingen zijn toegestaan, het is toegestaan om aanvullende algemene bepalingen van burgerlijk recht inzake de omvang van contractuele aansprakelijkheid toe te passen teneinde de consument kosten op te leggen (als schadevergoeding voor niet-nakoming en niet als contractuele vergoeding) voor de betekening van stukken in verband met het geldend maken van de rechten van de kredietgever, waarvan het bedrag niet op voorhand in de overeenkomst is vastgesteld, en moet worden nagegaan of de kredietgever andere, meer kostenbesparende middelen had om de betekening te verrichten?
3. Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in samenhang met de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten en, in voorkomend geval, artikel 7 van richtlijn 93/13/EEG, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling en rechtspraak op grond waarvan een rechtsprekende formatie verplicht is om in navolging van de instructies van een rechtsprekende formatie van een hogere instantie een bij haar aanhangige zaak ten nadele van een consument te beslechten, zonder dat de rechter van eerste aanleg ter zake een beoordelingsmarge wordt gelaten, ook wanneer deze instructies worden gegeven zonder dat wordt gemotiveerd waarom de beoordeling door de rechter van eerste aanleg van de toepassing van het Unierecht onjuist was?
Aangehaalde jurisprudentie: Arrest van 8 december 2022, Caisse régionale de Crédit mutuel de Loire-Atlantique et du Centre Ouest (C-600/21, EU:C:2022:970), Beschikking van 17 januari 2023, TBI Bank (C-379/21, EU:C:2023:29), Arrest van 16 maart 2023, M.B. e.a. (C-6/22, EU:C:2023:216), Arrest van 12 december 2024, Kutxabank (C-300/23, EU:C:2024:1026)
Specifiek beleidsterrein: FIN, EZ