C-257/05, Commissie tegen Oostenrijk - keurinigsinstanties, arrest van 14 december 2006

Contentverzamelaar

C-257/05, Commissie tegen Oostenrijk - keurinigsinstanties, arrest van 14 december 2006

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 14 december 2006 in de zaak C-257/05, Europese Commissie tegen de Republiek Oostenrijk (keuringsinstanties)

Betrokken departementen
EZ, SZW, VROM, V&W, VWS

Sleutelwoorden
Inbreuk op de vrijheid van dienstverrichting – verplichting om op het nationaal grondgebied gevestigd te zijn om controle-activiteiten te mogen uitvoeren

Beleidsrelevantie
De aanwijzing van keuringsinstellingen mag slechts worden beperkt tot instellingen die op het eigen grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd, als daarvoor een goede reden van openbare orde, openbare veiligheid en/of volksgezondheid of een andere dringende reden van algemeen belang is.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
De Europese Commissie is van mening dat Oostenrijk inbreuk heeft gemaakt op de vrijheid van dienstverrichting door in de nationale regelgeving op te nemen dat alleen in Oostenrijk gevestigde aanvragers aangewezen kunnen worden als keuringsinstantie voor ketels en drukapparatuur. De Oostenrijkse regering meent dat sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk.
Het Hof stelt vast dat richtlijn 1999/36 niet voorziet in een voorschrift over de vestigingsplaats van keuringsinstanties. Wanneer geen sprake is van volledige harmonisatie op communautair niveau, zoals in dit geval, kunnen de lidstaten echter hun bevoegdheid om zelf regels te stellen slechts uitoefenen met inachtneming van de door het EG-verdrag gegarandeerde fundamentele vrijheden. Een vestigingseis is onbetwist een belemmering voor de vrijheid van dienstverrichting. De vrijheid van dienstverrichting kan door nationale maatregelen worden beperkt om redenen van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid of een dringende reden van algemeen belang. Voorwaarde is dat de maatregelen noodzakelijk zijn en evenredig aan het beoogde doel.
Het Hof aanvaardt de door Oostenrijk aangevoerde rechtvaardigingen niet. Het voorkomen van ernstige schade aan personen is alleen een rechtvaardiging als er sprake is van een reële en voldoende ernstige dreiging. Een keuringsinstantie die niet in Oostenrijk gevestigd is en waarop de Oostenrijkse overheid geen invloed kan uitoefenen, vormt geen dreiging aangezien de keuringsinstanties in elk van de lidstaten aan dezelfde eisen moeten voldoen. Bescherming van volksgezondheid (consumenten en werknemers) is hier ook geen valide rechtvaardiging, omdat dit doel met minder vergaande maatregelen kan worden bereikt. Ook de noodzaak om eerlijke concurrentie te verzekeren kan niet ter rechtvaardiging van de vestigingseis worden aangevoerd. Dit argument aanvaarden zou enerzijds de vrijheid van dienstverrichting ondermijnen, omdat het zou kunnen worden aangevoerd voor alle terreinen waar geen communautaire harmonisatie tot stand gebracht is. Anderzijds kan het beschermen van nationale ondernemingen op zichzelf geen rechtvaardiging vormen voor een belemmering van de vrijheid van dienstverrichting. De Oostenrijkse regelgeving is daarom niet in overeenstemming met artikel 49 EG.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Dit arrest is van belang voor Nederland. In de Nederlandse regelgeving is namelijk op meerdere plaatsen voor de aanwijzing van keuringsinstanties als voorwaarde opgenomen dat de aanvrager een zetel of vestiging in Nederland moet hebben. Het gaat bij SZW en VWS in elk geval om de volgende regelgeving: Arbeidsomstandighedenbesluit, Warenwet-besluit containers, Warenwetbesluit machines, Warenwetbesluit liften, Warenwetbesluit explosieveilig materieel, Warenwetbesluit Persoonlijke beschermingsmiddelen en Warenwetbesluit drukapparatuur. Ook het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen van VWS bevat een vestigingseis. Per wet/regelgeving moet worden bekeken of daarvoor een goede reden van openbare orde, openbare veiligheid en/of volksgezondheid of een andere dringende reden van algemeen belang is.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest aan de ministers van Economische Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, van Verkeer & Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met het verzoek om na te gaan of de regelgeving op hun terrein een vestigingseis voor keuringsinstellingen bevat, te bepalen of daarvoor een goede rechtvaardiging aanwezig is en, zo nodig, de regelgeving aan te passen. Deze operatie zou deels onderdeel kunnen uitmaken van de screeningsoperatie voor de dienstenrichtlijn. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.