C-257/21 en C-258/21 Coca-Cola European Partners Deutschland e.a.
Gevoegde prejudiciële hofzaken
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 1 augustus 2021Schriftelijke opmerkingen: 17 augustus 2021
Trefwoorden : arbeidstijd; CAO; gelijke behandeling;
Onderwerp :
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
- Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;
- Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;
Feiten:
De feiten en de motivering van zaak C-258/21 komen in wezen overeen met, en de prejudiciële vragen zijn dezelfde als die in, zaak C-257/21. Verzoekster verricht nachtarbeid in ploegendienst bij verweerster, een onderneming in de drankenindustrie. Zij is lid van de vakbond NGG. Verweerster is door een met de NGG gesloten bedrijfs-cao aan de sector-cao gebonden. Overeenkomstig §7(1) van de sector-cao moet voor onregelmatige nachtarbeid een toeslag van 50% per uur worden betaald. Voor regelmatige nachtarbeid geldt een toeslag van 20% per uur. Krachtens de sector-cao bedraagt de toeslag voor overwerk 25% per uur en voor nachtelijk overwerk 50% per uur. Verzoekster heeft van december 2018 t/m juni 2019 regelmatig nachtarbeid verricht in de zin van de sector-cao. Verweerster heeft voor de maanden december 2018 t/m juni 2019 over de uitbetaalde in nachtdienst gewerkte uren toeslagen voor nachtarbeid betaald ter hoogte van 20%. Met haar beroep vordert verzoekster betaling van het verschil tussen de hogere toeslagen voor onregelmatige nachtarbeid van 50% en de betaalde toeslagen voor regelmatige nachtarbeid van 20% voor de periode december 2018 t/m juni 2019. De arbeidsrechter in eerste aanleg heeft het beroep in eerste aanleg verworpen, terwijl de rechter in tweede aanleg het beroep ten dele heeft toegewezen. Sommige vorderingen waren volgens die rechter vervallen, omdat zij niet waren ingesteld binnen de in §17(2) van de sector-cao vastgelegde vervaltermijn van twee maanden. Met haar beroep tot Revision verzoekt verweerster om herstel van het vonnis van de arbeidsrechter waarbij het beroep is verworpen.
Overweging:
In de Duitse rechtspraak is vastgesteld dat nachtarbeid vanwege de negatieve gevolgen voor de gezondheid schadelijk is voor iedereen. Volgens de stand van de medische kennis neemt de gezondheidsbelasting toe naar gelang van het aantal gewerkte nachten per maand en het aantal opeenvolgende gewerkte nachten. Aangezien de machtsverhoudingen bij het sluiten van arbeidsovereenkomsten doorgaans ongelijk verdeeld zijn, is het aan de wetgever om beschermende bepalingen vast te stellen om een adequaat evenwicht tussen de belangen te waarborgen. Voor de beslissing van de verwijzende rechter is om te beginnen relevant of artikel 20 van het Handvest in casu toepasselijk is. Dit is slechts dan het geval indien ervan moet worden uitgegaan dat de betrokken cao-regeling de bepalingen van richtlijn 2003/88 en zodoende het recht van de Unie ten uitvoer brengt in de zin van artikel 51(1) eerste volzin, van het Handvest. Voor het geval dat het Hof de eerste prejudiciële vraag bevestigend beantwoordt, wenst de verwijzende rechter met de tweede prejudiciële vraag te vernemen of het in §7(1) van de sector-cao vastgelegde verschil in hoogte van de toeslagen voor regelmatige en onregelmatige nachtarbeid verenigbaar is met het in de artikelen 20 en 21 van het Handvest verankerde beginsel van gelijke behandeling.
Prejudiciële vragen:
1. Brengt een collectieve arbeidsovereenkomst richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd ten uitvoer – in de zin van artikel 51, lid 1, eerste volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – wanneer in die collectieve arbeidsovereenkomst voor onregelmatige nachtarbeid een hogere compensatie is vastgelegd dan voor regelmatige nachtarbeid?
2. Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Verzet artikel 20 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zich tegen een collectieve arbeidsovereenkomst waarin voor onregelmatige nachtarbeid een hogere compensatie is vastgelegd dan voor regelmatige nachtarbeid, wanneer een dergelijke regeling niet alleen de nadelige gevolgen van nachtarbeid voor de gezondheid, maar ook de lasten die voortvloeien uit het feit dat onregelmatige nachtarbeid moeilijker te plannen is, beoogt te compenseren?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-417/13; C-482/16; C-710/18; C-312/17; C-617/10; C-177/18; C-501/12 t/m C-506/12, C-540/12 en C-541/12; C-243/19; C-406/15; C-393/10.
Specifiek beleidsterrein: SZW