C-263/24 Smiliev

Contentverzamelaar

C-263/24 Smiliev

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    17 juli 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    3 september 2024

Trefwoorden: Strafbare feiten; kracht van gewijsde; strafmaat

Onderwerp: 
-    Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie: artikel 3, lid 1;
-    Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten: artikel 2, onder a).

Feiten:
De zaak gaat over een verdachte ‘YE’. Hij wordt vervolgd vanwege het overtreden van het wetboek van strafrecht, binnen het termijn van een jaar nadat hij een administratieve sanctie opgelegd heeft gekregen vanwege het besturen van een motorrijtuig zonder rijbewijs. Op 2 november 2023 heeft de rechter bevonden dat YE zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruiken van een vals rijbewijs. YE is tot drie keer toe veroordeeld voor verschillende delicten. Tijdens het gerechtelijk onderzoek heeft de rechter vastgesteld dat de verdachte ook in het buitenland was veroordeeld, dit zag hij in het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS). 

Overweging:
YE is eerder veroordeeld geweest in België en Duitsland, welke vonnissen de kracht van gewijsde kennen. Deze vonnissen kunnen worden aangemerkt als ‘eerdere vonnissen’ in de zin van artikel 3, lid 1, van kaderbesluit 2008/675. Dit artikel betreft de wijze waarop bij een nieuw strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de EU. Het in aanmerking nemen van eerdere buitenlandse veroordelingen heeft een invloed op de eventuele bepaling van de strafmaat in deze zaak. De verwijzende rechter wil daarom helderheid hebben over of de buitenlandse vonnissen meegenomen mogen worden in de beoordeling, en vooral op welke manier indien de strafbare feiten in het buitenland onder een andere categorie vallen in het strafregister dan in Bulgarije. 

Prejudiciële vragen:
I. Moet artikel 3, lid 1, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie, juncto artikel 2, onder a), van kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten, aldus worden uitgelegd dat het in aanmerking nemen van in andere lidstaten tegen dezelfde persoon uitgesproken eerdere veroordelingen impliceert dat de rechter bij wie een nieuwe strafrechtelijke procedure tegen die persoon aanhangig is gemaakt (tenuitvoerleggingsrechter) ervan moet uitgaan dat de in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen die in het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris) zijn opgenomen, betrekking hebben op dezelfde, naar nationaal recht volgens het daarvan uitgaande gevaar voor de samenleving ingedeelde categorieën van strafbare feiten als die welke in de staat van de tenuitvoerleggingsrechter in het strafregister worden opgenomen? Wanneer er verschillende categorieën bestaan van naar het nationale recht van de tenuitvoerleggingsrechter in het strafregister op te nemen strafbare feiten en de rechtsgevolgen van een veroordeling per categorie verschillen, staat het dan aan de nationale rechter bij wie een strafzaak tegen een bepaalde persoon aanhangig is, om in elk afzonderlijk geval te beoordelen onder welke categorie de feiten die hebben geleid tot de eerdere veroordelingen in andere lidstaten, vallen volgens de nationale indeling? In welke gevallen moet een dergelijke beoordeling worden gemaakt? 

II. Moet artikel 3, lid 1, van kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling op grond waarvan de rechter geen rekening mag houden met eerdere veroordelingen die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn uitgesproken voor feiten die naar het nationale recht van de tenuitvoerleggingsrechter geen strafbare feiten vormen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV