C-266/25 en C-267/25, I-Sete 

Contentverzamelaar

C-266/25 en C-267/25, I-Sete 

Prejudiciële gevoegde zaken

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     10 juni 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     27 juli 2025

Trefwoorden: overheidsopdrachten, beroepsprocedure, dwingende reden van algemeen belang

Onderwerp: artikel 2 quinquies van richtlijn 2007/66

Geschil over gunning van een overheidsopdracht voor bouw van een installatie voor een pompstation, waarvoor binnen bepaalde termijn middelen van de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europe beschikbaar zijn. De beroepsprocedure heeft opschortende werking, maar die is op grond van een nationale regeling voorlopig opgeheven. De verwijzende rechter vraagt of dat mag, gelet op artikel 2 quinquies van richtlijn 2007/66.

Prejudiciële vragen (gelijk in beide zaken):
i) Is de voorlopige opheffing van de automatische opschortende werking zonder dat de tegenpartij wordt gehoord, zoals voorzien in artikel 25- A, leden 2 en 3, van wet nr. 30/2021 van 21 mei 2021, zoals gewijzigd bij wet nr. 43/202[4] van 2 december 2024, verenigbaar met artikel 2 quinquies van richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007, wanneer deze laatste bepaling aldus wordt uitgelegd dat voor de opheffing van die werking in ieder geval vereist is dat de tegenpartij wordt gehoord en dat een beoordeling ten gronde van alle relevante aspecten wordt verricht voordat een beslissing wordt gegeven? 

ii) Moet artikel 2 quinquies van voornoemde richtlijn aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling waarin het economische belang van een mogelijk verlies van Europese middelen ten gevolge van vertraging bij de uitvoering van een gefinancierd project wordt beschouwd als een dwingende reden van algemeen belang die de opheffing van de automatische opschortende werking rechtvaardigt? Is een louter economisch verlies, gelet op de belangen waarvan de bescherming met de toepassing van de automatische opschortende werking wordt beoogd, een onevenredig groot gevolg dat verenigbaar is met het bepaalde in artikel 2 quinquies, lid 3, tweede alinea?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: nvt

Specifiek beleidsterrein: BZK, EZ