C-27/15 Pizzo

Contentverzamelaar

C-27/15 Pizzo

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 maart 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   12 mei 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten; rechtsbeginselen (vertrouwensbeginsel; rechtszekerheid; evenredigheid)

Onderwerp
Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb L 134, blz. 114)

Verweerster (havenautoriteit Messina) heeft een Europese aanbesteding uitgeschreven voor afvalbeheer in de haven. Deze dienst werd tot dan door CRGT uitgevoerd. Er zijn (mei 2013) vier inschrijvers, waaronder verzoeker en CRGT. CRGT verneemt dat zij en twee andere ondernemingen van deelname worden uitgesloten omdat zij de wettelijk verplichte bijdrage aan de toezichthouder voor overheidsopdrachten niet hebben betaald. Alleen verzoeker Pizzo blijft dan over en krijgt de opdracht. CRGT laat het er niet bij zitten en start een procedure om de uitsluiting ongedaan te maken en om schadevergoeding te eisen. Noch in de aankondiging noch in het bestek is een verplichting tot betaling van de litigieuze bijdrage opgenomen. Het betreffende wetsartikel ziet slechts op openbare werken, niet op diensten, zodat verweerster CRGT in de race had moeten houden. Pizzo heeft zich in die procedure gemengd omdat CRGT terecht zou zijn uitgesloten aangezien zij slechts één verklaring van een bankinstelling heeft overgelegd in plaats van twee nu zij krachtens een overeenkomst voor onderhavige opdracht met een nevenonderneming gaat samenwerken. Dit argument is door de Rb verworpen. In de beroepsprocedure wordt verzoeker in het gelijk gesteld: de eis om bewijs te overleggen van financiële draagkracht is (wel) opgenomen in het bestek. Bovendien meent de beroepsrechter dat CRGT zich niet op onwetendheid over de te betalen bijdrage mag beroepen, aangezien hier veel jurisprudentie over bestaat.

De verwijzende ITA rechter (Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana) meent dat twee vragen relevant zijn voor de beslechting van het geschil. Mag een aan een aanbesteding deelnemende onderneming een beroep doen op draagkracht van derden, en zijn de algemeen geldende Unierechtelijke beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen, rechtszekerheid en evenredigheid verenigbaar met het beginsel van gelijkheid tussen concurrerende ondernemingen, in gevallen waarin de aanbestedingsregelingen niet uitdrukkelijk de voorwaarden voor geldige deelname bevatten. Hij legt twee vragen voor aan het HvJEU:
1) Moeten de artikelen 47 en 48 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling, zoals de hierboven beschreven Italiaanse regeling, op grond waarvan op het gebied van diensten onder de hierboven gestelde voorwaarden een gedeeltelijk beroep op de capaciteiten van andere ondernemingen mag worden gedaan?
2) Verzetten de beginselen van het recht van de Europese Unie, meer in het bijzonder het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zich al dan niet tegen een bepaling van een rechtsorde van een lidstaat op grond waarvan een onderneming die niet op de hoogte is, omdat dit niet uitdrukkelijk in de aanbestedingshandelingen is vermeld, van het bestaan van een op straffe van uitsluiting voorgeschreven verplichting om voor de deelname aan een aanbestedingsprocedure een bepaald bedrag te betalen, van die procedure mag worden uitgesloten, ook al volgt die verplichting niet duidelijk uit de bewoordingen van het toepasselijke recht in de lidstaat, maar kan zij evenwel worden gereconstrueerd aan de hand van een tweeledige juridische bewerking, die om te beginnen bestaat in een ruime uitlegging van een aantal bepalingen van de rechtsorde van die lidstaat en vervolgens in de aanvulling – overeenkomstig die ruime uitlegging – van de normatieve inhoud van de aanbestedingshandelingen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-383/06 enz Overlegorgaan sociale werkvoorzieninge.a.; C-158/07 Förster; C-201/08 Plantanol; C-576/10 Doornakkers; C-72/10 en C-77/10 Costa e.a.; C-427/11 Kenny; C-72/12 Gemeinde Altrip
Specifiek beleidsterrein: EZ mede BZK

Gerelateerde documenten