C-283/14 en C-284/14 Eurologistik ea
Gevoegde prejudiciële hofzaken
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken Klik op C-283/14 en op C-284/14 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 4 augustus 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 21 augustus 2014 Schriftelijke opmerkingen: 21 september 2014 Trefwoorden: douane; antidumpingrecht
Onderwerp - Verordening (EG) nr. 642/2008 van de Commissie van 4 juli 2008 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (Pb L 178, blz. 19); - Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (Pb L 343, blz. 51); - Uitvoeringsverordening (EU) nr. 158/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen, enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (Pb L 49, blz. 29).
Zaak C-283/14 Verzoekster in zaak C-283/14 (Eurologistik) importeert in maart 2013 twee partijen mandarijnen onder code 2008 30 75 90 van oorsprong uit Volksrepubliek China (VRC) en slaat deze op in haar douane-entrepot. In april 2013 volgen nog eens drie partijen. Op grond van verzoeksters berekening maakt verweerster (douaneAut) de antidumpingrekening op. Verzoekster maakt vervolgens bezwaar tegen de opgelegde heffing omdat de grondslag (UitvoeringsVo. 158/2013) daarvoor zou ontbreken. In zaak C-338/10 is Vo. 1355/2008 door het HvJEU ongeldig is verklaard. Verweerster stelt echter aan Vo. 158/2013 gebonden te zijn. In juni 2012 heropent de EURCIE gedeeltelijk het antidumpingonderzoek naar de invoer van citrus-vruchten uit de VRC, maar enkel voor de punten die tot de nietigheid van Vo. 1355/2008 hebben geleid. In het geval van Vo. 1355/2008 was reeds het onderzoek naar de normale waarde in strijd met de regels, zodat het gehele onderzoek nietig was en niet kon worden heropend. Met de heropening van de procedure schendt de EURCIE de maximale termijn van Vo. 1225/2009 (beëindiging binnen 15 maanden na opening). Tot slot stelt verzoekster dat conform geldende jurisprudentie het opnieuw instellen van een antidumpingrecht moet worden gebaseerd op een recent onderzoekstijdvak. Door het betoog van verzoekster is bij de verwijzende DUI rechter (Finanzgericht Düsseldorf) twijfel ontstaan over de geldigheid van Vo. 158/2013. Hij legt het Hof de volgende vraag voor: “Is uitvoeringsverordening (EU) nr. 158/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen, enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China geldig?”
Zaak C-284/14 In deze zaak is verzoekster Grünwald Logistik Service GmbH (GLS). De feiten en omstandigheden zijn (vrijwel) gelijk: al dan niet geldigheid van Vo. 158/2013. De zaak ligt voor bij dezelfde verwijzende rechter als in C-283/14. Hij heeft in zaak C-284/14 de vraag iets uitgebreid: “Is uitvoeringsverordening (EU) nr. 158/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen, enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 49, blz. 29) geldig, hoewel vóór de vaststelling ervan geen recent zelfstandig antidumpingonderzoek is gevoerd, maar een destijds reeds voor het tijdvak van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 gevoerd antidumping-onderzoek slechts is voortgezet, terwijl dat onderzoek nochtans volgens de vaststellingen van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 22 mei 2012 (zaak C-338/10) niet beantwoordde aan de vereisten van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 56, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005 tot wijziging van verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 340, blz. 17), zodat het Hof in die zaak de op grond van dat onderzoek vastgestelde verordening (EG) nr. 1355/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopig recht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 350, blz. 35) ongeldig heeft verklaard?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-338/10 GLS Specifiek beleidsterrein: BZ-BEB en FIN