C-291/23 Hantoch

Contentverzamelaar

C-291/23 Hantoch

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    24 oktober 2023

Schriftelijke opmerkingen:                    10 december 2023

Trefwoorden: gewone verblijfplaats op tijdstip van overlijden, internationale rechterlijke bevoegdheid

Onderwerp:

•            Artikel 4 en 10 van verordening nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.

Feiten:

Partijen zijn nakomelingen van de overleden erflater. Verweerder is enig erfgenaam van de erflater. De erflater is geboren in Egypte, heeft jarenlang in Duitsland gewoond en gewerkt, waar hij ook een gezin heeft gesticht. Hij bezat zowel de Duitse als de Egyptische nationaliteit. Nadat hij was gestopt met werken, verbleef de erflater hoofdzakelijk in Egypte, waar hij is overleden. Ook in die tijd beschikte hij echter over een Duitse ziektekostenverzekering en een Duits ouderdomspensioen. De in dat kader ontvangen betalingen op een bankrekening die uitsluitend voor dat doel was aangehouden, maakte hij over naar zijn Egyptische bankrekening. Daar hij zijn ouderdomspensioen uit hoofde van de Duitse pensioenregeling voor artsen ontving, was hij ook in Duitsland belastingplichtig. Op het tijdstip van overlijden van de erflater bestond er een tegoed op zijn rekening bij de apoBank.

Verzoekster maakt jegens verweerder aanspraken op informatie en betaling geldend in verband met een recht op een legitieme portie. Zij stelt zich op het standpunt dat de verwijzende rechter internationaal bevoegd is. De erflater beschikte op het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap, naast het tegoed bij de apoBank, over goederen in Duitsland, in het bijzonder in de vorm van belastingvorderingen jegens de belastingdienst en vorderingen in verband met vergoedingen jegens de particuliere ziektekostenverzekeraar. Verweerder betwist de internationale bevoegdheid.

Overweging:

Volgens artikel 4 van verordening nr. 650/2012 is de internationale bevoegdheid gebaseerd op de plaats waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had. Deze gewone verblijfplaats ligt volgens de huidige stand van de feiten en van het geding in Egypte. Uit de feiten blijken namelijk geen omstandigheden op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat het centrum van de belangen van de erflater zich op het tijdstip van overlijden in Duitsland zou hebben bevonden. Het feit dat de erflater in Düsseldorf was ingeschreven, is volgens de verwijzende rechter niet voldoende, noch is door verweerder voldoende aangetoond dat de erflater nog over roerende of onroerende zaken beschikte.

Subsidiair hangt de internationale bevoegdheid overeenkomstig artikel 10 van verordening nr. 650/2012 af van de plaats waar zich goederen van de nalatenschap bevinden, met dien verstande dat volgens de algemene opvatting de bevoegdheid van het aangezochte gerecht zich in ieder geval slechts uitstrekt tot de goederen die zich in de lidstaat bevinden, waardoor het gevaar van versplintering dan wel procedurele versnippering van de nalatenschap ontstaat.

Prejudiciële vragen:

Moet bij de uitlegging van artikel 10 van verordening nr. 650/2012 met betrekking tot de vraag of de goederen van de nalatenschap zich in de lidstaat van het aangezochte gerecht bevonden, worden uitgegaan van het tijdstip van het openvallen van de nalatenschap of van het tijdstip van het instellen van de vordering?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten