C-294/20 GE Auto Service Leasing

Contentverzamelaar

C-294/20 GE Auto Service Leasing

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     27 augustus 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     13 oktober 2020

Trefwoorden : belastingen; bewijs; tijdlimiet; rechtsbescherming

Onderwerp :

-           Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn;

-           Achtste richtlijn (79/1072/EEG) van de Raad van 6 december 1979 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting;

-           Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

 

Feiten:

Verzoeker (GE Auto Service Leasing GmbH) heeft verzoeken ingediend bij de Spaanse belastingdienst tot teruggave van de betaalde btw-bedragen in de jaren 2005 en 2006. De belastingdienst heeft op meerdere momenten verzocht om nadere informatie en bewijs ter staving van de btw-teruggave waar verzoeker niet (tijdig) op heeft gereageerd. De verzoeken en het bezwaar van verzoeker werden afgewezen, waarna verzoeker economisch-administratieve klachten indiende bij de TEAC (centrale rechter in economische en bestuurszaken). Hierbij diende verzoeker wel allerlei documenten, contracten, verklaringen en facturen in. De TEAC wees de klachten af en stelde dat de relevante bewijzen aan d e belastingdiens verstrekt had moeten worden. De economisch-administratieve klachtenprocedure zou daar niet het geschikte moment voor zijn. Hierna diende verzoeker beroep in bij de verwijzende rechter, die het beroep in zijn geheel verwierp. Hierop heeft verzoeker cassatieberoep ingesteld. De Tribunal Supremo vernietigde de uitspraak van de TEAC en draaide de procedure terug zodat de verwijzende rechter een nieuw uitspraak kan wijzen waarbij het bewijsmateriaal mee wordt genomen.

 

Overweging:

Het voorwerp van het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing is te bepalen of een rechterlijke instantie de documenten dient te beoordelen die een niet in de lidstaat gevestigde belastingplichtige te laat heeft verstrekt ter rechtvaardiging van zijn recht op teruggave van de btw, in strijd met de artikelen 3 en 7 van richtlijn 79/1072 of de artikelen 15, 8 en 9 van richtlijn 2008/9, en in strijd met de rechtspraak van het Hof daarover. Als een dergelijke instantie deze zou dienen te beoordelen, zou dit erop neerkomen dat de belastingplichtige aan geen enkele tijdslimiet zou zijn gebonden om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voor het recht op teruggave voldoet en dat hij de bewijzen zou kunnen verstrekken wanneer en hoe hij maar wil, zelfs indien hij zou hebben nagelaten om dit te doen nadat de belastingdienst hem hierom heeft verzocht, voor zover hem geen kwade trouw of misbruik van recht kan worden toegerekend. Het feit dat de verwijzende rechter zich in een positie bevindt waarin zij het bevel van de Tribunal Supremo dient uit te voeren, welk bevel kennelijk in strijd is met de regelgeving en de rechtspraak van de Europese Unie, rechtvaardigt de voorlegging van deze kwestie.

 

Prejudiciële vragen:

1. Dient het als geldig te worden aanvaard dat een belastingplichtige die herhaaldelijk door de belastingdienst is verzocht te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voor het recht op teruggave voldoet, zonder enige redelijke rechtvaardiging nalaat aan dit verzoek te voldoen en, nadat hem teruggave is geweigerd, de verstrekking van de documenten uitstelt tot aan de herzieningsprocedure of tot aan de procedure in rechte?

2. Kan het als misbruik van recht worden beschouwd dat de belastingplichtige de noodzakelijke inlichtingen waarop hij zijn recht baseert niet aan de belastingdienst verstrekt wanneer hij hiertoe in de gelegenheid wordt gesteld en hem om die inlichtingen wordt verzocht en hij zonder geldige reden nalaat aan dat verzoek te voldoen, maar deze inlichtingen vrijwillig op een later tijdstip aan de herzieningsinstantie of de rechterlijke instantie meedeelt?

3. Verliest een niet in de lidstaat gevestigde belastingplichtige, doordat hij de relevante inlichtingen ter staving van zijn recht op teruggave zonder geldige reden niet tijdig heeft verstrekt dan wel door zijn onrechtmatige handelwijze zijn recht op teruggave zodra de daartoe bepaalde of verleende termijn is verstreken en de belastingdienst een besluit heeft genomen waarbij de teruggave wordt geweigerd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-101/16; C-286/94, C-340/95, C-401/95 en C-47/96; C-332/15; C-110/99; C-158/08;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; JenV