C-295/23 Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft

Contentverzamelaar

C-295/23 Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:         13 juli 2023
Schriftelijke opmerkingen:                 29 augustus 2023  

Trefwoorden: beperking vrij verkeer van kapitaal, evenredigheidsbeginsel

Onderwerp:

•            Artikel 49, 54, 63, lid 1, en 65 van het VWEU;

•            Artikel 15 en 16 van het Handvest;

•            Artikel 15, lid 2, onder c), en lid 3, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: „richtlijn 2006/123”).

 

Feiten:

De procedure betreft de rechtmatigheid van de schrapping van verzoekster als advocatenkantoor door verweerster. Verzoekster is een advocatenkantoor met beperkte aansprakelijkheid. Haar bestuurder en enig vennoot was aanvankelijk de heer Daniel Halmer. Bij overeenkomst van 31 maart 2021 zijn 51 van de 100 aandelen van Halmer verkocht aan SIVE Beratung und Beteiligung GmbH (hierna: „S-GmbH”). Volgens verweerster is de overdracht van de aandelen aan S-GmbH niet toegestaan en moet de inschrijving van verzoekster op het tableau worden geschrapt. Tegen dit besluit is beroep ingesteld bij de verwijzende rechter.

Overweging:

In haar beroep voert verzoekster aan dat door de schrapping inbreuk wordt gemaakt op haar rechten. Het is juist dat de schrapping strookt met de bepalingen van de Duitse federale advocatenverordening (hierna: “BRAO (oud)”), aangezien S-GmbH geen beroepsbeoefenaar is in de zin van § 59a BRAO (oud). Het besluit is echter onrechtmatig, aangezien deze bepalingen in strijd zijn met Unierecht. Verzoekster betoogt dat door de schrapping verzoeksters recht op vrij verkeer van kapitaal (artikel 63, lid 1, VWEU), het recht van S-GmbH op vrijheid van vestiging (artikelen 49 en 54 VWEU), verzoeksters rechten op grond van artikel 15 van richtlijn 2006/123 en de rechten van verzoekster, S-GmbH en Halmer uit hoofde van de artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn geschonden. Verweerster betoogt dat de bescherming van het vrije verkeer van kapitaal niet wordt aangetast. Verzoekster kan zich niet beroepen op de vrijheid van vestiging, aangezien in dit verband sprake is van een louter nationale feiten. Voorts zijn de beperkingen die hebben geleid tot de schrapping gerechtvaardigd op grond van artikel 65 VWEU alsmede artikel 15, lid 2, onder c), en lid 3, van richtlijn 2006/123.

Volgens Duits recht is voor de uitoefening van het beroep van advocaat de inschrijving op het tableau door de orde van advocaten vereist. § 59 BRAO (oud) stelt een aantal voorwaarden aan de beroepsuitoefening van advocaten, indien deze voorwaarden niet langer worden vervuld, moet de inschrijving van het advocatenkantoor worden geschrapt. De wijziging van de statuten en de overdracht van 51 % van verzoeksters aandelen aan S-GmbH geven aanleiding tot de schrapping van de inschrijving naar Duits recht. Door de §§ 59e, 59a en 59h BRAO (oud) wordt verzoeksters recht op vrij verkeer van kapitaal beperkt.  De verwijzende rechter betwijfelt of deze inmenging in het vrije verkeer van kapitaal gerechtvaardigd kan worden onder verwijzing naar artikel 65 VWEU. Het Hof heeft zich echter nog niet uitgesproken over de vraag of beperkingen van de deelneming in een advocatenkantoor, zoals deze zijn geregeld in de §§ 59a, 59e en 59h BRAO (oud) evenredig zijn voor de verwezenlijking van deze doelstellingen. Door de verwijzende rechter wordt betwijfeld of de beperkingen in de §§ 59a, 59e, en 59h BRAO (oud) nodig zijn om de onafhankelijkheid van de advocaat te waarborgen.

Het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel staat inmengingen in de fundamentele vrijheden slechts toe indien de beperkingen op coherente en systematische wijze voldoen aan een erkende doelstelling van openbare orde of algemeen belang. De BRAO (oud) heeft tot doel de onafhankelijkheid van de werkzaamheden van advocaten te waarborgen door de deelneming in het advocatenkantoor voor personen met louter economische belangen uit te sluiten, zodat slechts personen die aan het beroepsrecht zijn gebonden kunnen deelnemen in het advocatenkantoor en gehouden zijn om werkzaamheden binnen dat advocatenkantoor te verrichten. In beginsel heeft de beperking van de kring van vennoten als gevolg dat derden die niet aan deze criteria voldoen, niet als vennoot invloed kunnen uitoefenen op het advocatenkantoor. Deze beperking strookt echter niet met het coherentievereiste wanneer vennoten die voldoen aan de vereisten van § 59e BRAO (oud) de werkzaamheden van het bestuur wel kunnen beïnvloeden. In de §§ 59a, 59e BRAO (oud) zijn geen kwantitatieve vereisten met betrekking tot de medewerkingsplicht van vennoten vervat. Derhalve is het mogelijk dat een vennoot met zijn deelneming primair financiële belangen nastreeft en slechts in beperkte mate meewerkt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het advocatenkantoor. Ook is geenszins gewaarborgd dat ingeschreven advocaten die vennoot van het advocatenkantoor zijn, in belangrijke mate meewerken binnen dat kantoor.

Overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder c), van richtlijn 2006/123 moeten de lidstaten onderzoeken of de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in hun rechtsstelsel afhankelijk wordt gesteld van de niet-discriminerende eisen aangaande het aandeelhouderschap van een onderneming. Door de verwijzende rechter wordt betwijfeld of de in de §§ 59a, 59e en 59h BRAO (oud) vervatte beperkingen met betrekking tot de verwerving van aandelen in een advocatenkantoor aan deze eisen voldoen.

Prejudiciële vragen:

1. Is er sprake van een ongeoorloofde beperking van het recht op vrij verkeer van kapitaal overeenkomstig artikel 63, lid 1, VWEU, wanneer volgens de wetgeving van een lidstaat een advocatenkantoor van het tableau moet worden geschrapt, indien

-een aandeel in het advocatenkantoor wordt overgedragen aan een persoon die niet voldoet aan de specifieke beroepsvereisten die het lidstatelijke recht verbindt aan de verwerving van een aandeel? Ingevolge dat recht kan een aandeel in een advocatenkantoor uitsluitend worden verworven door een advocaat of een ander lid van de orde van advocaten, een octrooigemachtigde, belastingadviseur, fiscaal gemachtigde, accountant of beëdigd accountant, een in het buitenland erkende advocaat die bevoegd is om in Duitsland juridische diensten te verlenen, dan wel een in het buitenland erkende octrooigemachtigde, belastingadviseur, fiscaal gemachtigde, een accountant of beëdigd accountant die bevoegd is om deze werkzaamheden in Duitsland te verrichten, dan wel door een arts of apotheker;

-een vennoot weliswaar voldoet aan de specifieke vereisten, maar zijn beroepswerkzaamheden niet binnen het advocatenkantoor verricht;

-door de overdracht van een of meer aandelen dan wel stemrechten, de meerderheid daarvan niet meer in handen is van advocaten?

2. Is er sprake van een ongeoorloofde beperking van het recht op vrij verkeer van kapitaal overeenkomstig artikel 63, lid 1, VWEU, wanneer een vennoot die niet bevoegd is om een beroep uit te oefenen, geen stemrecht heeft, hoewel de statuten van het advocatenkantoor bepalingen bevatten ter bescherming van de onafhankelijkheid van personen die het beroep van advocaat uitoefenen en van de desbetreffende werkzaamheden van het advocatenkantoor, waardoor gewaarborgd is dat het advocatenkantoor uitsluitend wordt vertegenwoordigd door bestuurders of gevolmachtigden die advocaat zijn, wanneer het vennoten en de algemene vergadering van vennoten verboden is om door instructies of indirect door de dreiging met nadelen invloed uit te oefenen op het bestuur, wanneer besluiten van de vennoten die hierop inbreuk maken als ongeldig worden beschouwd en het beroepsgeheim van een advocaat wordt uitgebreid tot de vennoten en de door hen gemachtigde personen?

3. Voldoen de genoemde beperkingen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 15, lid 3, onder a) tot en met c), van richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 (PB 2006, L 376, blz. 36), die gelden voor geoorloofde ingrepen in de vrijheid van dienstverrichting?

4. Voor het geval dat het Hof van oordeel zou zijn dat verzoeksters recht op vrij verkeer van kapitaal niet wordt aangetast en dat richtlijn 2006/123 niet wordt geschonden:

5. Wordt door de genoemde beperkingen inbreuk gemaakt op het recht van de andere partij in de procedure, SIVE Beratung und Beteiligung GmbH, om zich krachtens artikel 49 VWEU vrij te vestigen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: EV, C-685/16; C-225/09; Commissie/Griekenland, C-140/03; Apothekerkammer des Saarlandes e.a., C-171/07 en C-172/07; X, C-360/15 en C-31/16.

Specifiek beleidsterrein: EZK