C-298/16 Ispas
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 12 augustus 2016 Concept schriftelijke opmerkingen: 29 augustus 2016 Schriftelijke opmerkingen: 29 september 2016
Trefwoorden: rechten van de verdediging; btw-naheffing Onderwerp: - handvest grondrechten artikel 48.2 (rechten verdediging);
Verzoekers T en A (echtpaar) zijn vastgoedontwikkelaars. Zij krijgen een aanvullende belastingaanslag naar aanleiding van een controle over de periode 01-01-2007 tot en met 31-12-2011. Daarbij is vastgesteld dat T en een zakenpartner drie bouwvergunningen hebben aangevraagd voor oprichting van appartementengebouwen die achtereenvolgens in 2007, 2008 en 2009 zijn opgeleverd. De belastingdienst (verweerster) stelt vast dat het handelsactiviteiten betreft en aangezien dit op duurzame wijze geschiedt verzoeker T conform de ROE wet btw-plichtig is geworden vanaf het moment dat de eerste uitgave voor de bouw is gedaan. De zaak gaat over de rechten van de verdediging: verzoekers stellen nietigheid van de aanslag aangezien zij in de administratieve procedure niet zijn gehoord en zij geen enkele inzage in de proceduredocumenten hebben gekregen.
De verwijzende ROE rechter (Hof van Beroep Cluj) stelt vast dat het recht te worden gehoord is opgenomen in de ROE regelgeving (Wb fiscaal procesrecht) maar dat daarop uitzonderingen mogelijk zijn. Eveneens is wettelijk vastgelegd dat belastingplichtigen een ontwerpverslag van de controle krijgen met mogelijkheid om weerwoord te geven, tenzij de maatstaven van heffing na de controle ongewijzigd zijn gebleven of er afstand is gedaan.
Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Is een administratieve praktijk die erin bestaat om een beslissing te nemen waarbij aan een particulier verplichtingen worden opgelegd zonder hem toegang te geven tot alle informatie en documenten die de overheidsinstantie in aanmerking heeft genomen bij het nemen van de bezwarende beslissing en die zijn opgenomen in het door de overheidsinstantie opgestelde niet-openbare administratieve dossier, verenigbaar met het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: VenJ en FIN