C-300/25 Duftosek
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 11 juli 2025 Schriftelijke opmerkingen: 27 augustus 2025
Trefwoorden: huwelijksvermogensrecht, scheiding van goederen, bevoegdheid rechtbank
Onderwerp: Verordening (EU) 2016/1103 (betreffende huwelijksvermogensstelsels): artikel 3, lid 1, a); Brussel I bis verordening.
Deze zaak gaat over een geschil tussen YR en SQ over de opheffing en verdeling van onroerend goed dat zij tijdens hun inmiddels ontbonden huwelijk in vrije mede-eigendom hadden verworven. Bij het huwelijkscontract hadden zij gekozen voor het stelsel van scheiding van goederen. De vraag is of het vermogensstelsel van scheiding van goederen ook een ‘huwelijksvermogensstelsel’ is in de zin van verordening 2016/1103, of dat het een civiel- en handelszaak betreft. Het antwoord op die vraag bepaalt op basis van de Brussel I bis verordening welke rechtbank bevoegd is.
Prejudiciële vraag: Is een procedure tot opheffing en verdeling van de gemeenrechtelijke mede-eigendom van een onroerend goed die echtgenoten hebben verkregen ten gevolge van het bij overeenkomst gekozen vermogensstelsel van scheiding van goederen een procedure inzake het huwelijksvermogensstelsel in de zin van artikel 1 en artikel 3, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-498/20 BMA Nederland; C-67/17; C-645/11 ; C-49/12 ; C-302/13 FLYLAL-Lithuanian Airlines; C-375/13.
Specifiek beleidsterrein: JenV