C-301/21 Curtea de Apel Alba Iulia e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 15 juli 2021Schriftelijke opmerkingen: 1 september 2021
Trefwoorden : gelijke behandeling; arbeid en beroep; verjaring; rechters; ambtenaren
Onderwerp :
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
- Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep;
Feiten:
In de periode 2006-2009 heeft het merendeel van de Roemeense rechters bij rechterlijk vonnis erkenning verkregen van het recht op verhoogde vergoedingen. Met de inwerkingtreding van kaderwet 330/2009 (op 01-01-2010) wordt het salaris van o.a. magistraten uitsluitend door deze wet bepaald. Daardoor is geen rekening meer gehouden met de bij bovengenoemde rechterlijke vonnissen vastgestelde salarisverhogingen. Sommige bepalingen van deze wet hebben echter tot verschillende uitleggingen van deze verhogingen geleid. Daarom hebben Roemeense magistraten die na de inwerkingtreding van kaderwet 330/2009 in functie zijn getreden, rechtsvorderingen ingesteld tot toekenning van de genoemde salarisverhogingen. In 2019 en 2020 zijn nieuwe vorderingen tot verduidelijking van het dictum van de tussen 2006 en 2009 gevelde vonnissen ingediend. Er werd vastgesteld dat de daarbij erkende rechten waren en blijven opgenomen in het salaris van de betreffende magistraten, ook na de datum van inwerkingtreding van kaderwet 330/2009. In de motivering van hun beroep stellen verweerders in wezen, dat verzoeksters (meerdere rechtbanken) een discriminerende situatie hebben gecreëerd ten opzichte van hun collega’s aan wie de litigieuze salarissen wel zijn betaald, aangezien zij gedurende dezelfde periode en voor dezelfde werkgever hetzelfde werk hebben verricht. Verzoeksters beroepen zich op verjaring van het materiële recht op een rechtsvordering. De Tribunal Bihor heeft de vordering toegewezen omdat niet de gewone verjaringstermijn van toepassing was, maar de bijzondere termijn van artikel 27(2) van OG 137/2000. De rechter heeft ten gronde vastgesteld dat verzoeksters ten opzichte van verweerders een discriminerende situatie hebben veroorzaakt, door de litigieuze salarissen slechts aan een deel van de werknemers te betalen. Om deze discriminatie ongedaan te maken, zijn verzoeksters veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan verweerders, gelijk aan die salarisaanspraken. Verzoeksters hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, waarbij zij de verwerping van de exceptie van verjaring en de toewijzing van de vordering hebben bekritiseerd.
Overweging:
De verwijzende rechter verzoekt het Hof om de onderhavige zaak volgens de versnelde procedure te behandelen, aangezien er sprake is van een gespannen situatie bij de nationale rechterlijke instanties wegens het zeer grote verschil tussen de salarissen die de rechters ontvangen.
Prejudiciële vragen:
1. Moeten artikel 9, lid 1, van richtlijn [2000/78] inzake de waarborg dat „eenieder die zich door niet-toepassing van het beginsel van gelijke behandeling benadeeld acht, toegang krijgt tot gerechtelijke [...] procedures” en artikel 47[, eerste alinea,] van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, betreffende het „recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht”, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als in artikel 211, onder c), van de Legea dialogului social nr. 62/2011 (wet nr. 62/2011 inzake de sociale dialoog), waarin wordt bepaald dat de termijn van 3 jaar voor het indienen van een vordering tot schadevergoeding begint te lopen „vanaf de datum waarop de schade zich heeft voorgedaan”, ongeacht of verweerders kennis hadden van de schade (en de omvang ervan)?
2. Moeten de bepalingen in artikel 2, leden 1 en 2 en artikel 3, lid 1, onder c), laatste volzin, van richtlijn [2000/78] aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als in artikel 1, lid 2 van de Legea-cadru nr. 330 din 5 noiembrie 2009 privind salarizarea unitară a personalului plătit din fonduri publice (kaderwet nr. 330/2009 betreffende uniforme salariëring van met overheidsmiddelen betaald personeel), zoals uitgelegd in arrest nr. 7/2019 van de Înaltă Curte de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie, Roemenië) tot beoordeling van een beroep in het belang der wet, bekendgemaakt in de Monitor Oficial al României (Roemeens staatsblad) nr. 343 van 6 mei 2019, wanneer verweerders geen voorziening in rechte hebben gehad om te verzoeken om salarisverhoging op het moment van toetreding tot de magistratuur na inwerkingtreding van wet [nr.] 330/2009, waarin uitdrukkelijk werd bepaald dat de salarissen uitsluitend in [deze] wet zijn bepaald en bepaald blijven, zodat er – onder andere op grond van leeftijd – salarisdiscriminatie bestaat ten opzichte van hun collega’s, omdat in feite enkel oudere magistraten die voor januari 2010 zijn benoemd (en die tussen 2006 en 2009 rechterlijke uitspraken hebben verkregen, waarvan het dictum in 2019 is uitgewerkt op grond van arrest nr. 7/2019 [van de Înaltă Curte de Casație și Justiție]), in december 2019 en januari 2020 over de periode 2010-2015 met terugwerkende kracht geld uitbetaald hebben gekregen (vergelijkbaar met de in casu gevorderde bedragen), terwijl verweerders in diezelfde periode ook rechter waren en in dezelfde omstandigheden en bij dezelfde instantie hetzelfde werk verrichtten?
3. Moet richtlijn [2000/78] aldus worden uitgelegd dat deze slechts aan discriminatie in de weg staat indien die betrekking heeft op een van de criteria van artikel 1 van deze richtlijn, of verzet deze richtlijn, eventueel aangevuld door andere bepalingen van Europees recht, zich er in het algemeen tegen dat een werknemer op het gebied van beloning anders wordt behandeld dan een andere werknemer, wanneer hij in dezelfde periode en onder dezelfde voorwaarden voor dezelfde werkgever hetzelfde werk verricht?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: SZW; JenV; BZK