C-307/09 t/m C309/09 Vicoplus SC PUH (307/09), BAM Vermeer Contracting sp. Zoo (C-308/09), Olbek Industrial Services sp.zoo (C-309/09) tegen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, arrest van 10 februari 2011
Signaleringsfiche Arrest van het EU-Hof van 10 februari 2011, in zaak C-307/09 tot en met C-309-09, Vicoplus SC PUH (C-307/09), BAM Vermeer Contracting sp. Zoo (C-308/09), Olbek Industrial Services sp.zoo (C309-09) tegen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Betrokken departementen SZW, EL&I, I&A Sleutelwoorden Vrij verrichten van diensten - Terbeschikkingstelling van werknemers - Toetredingsakte van 2003 - Overgangsmaatregelen - Toegang van Poolse onderdanen tot arbeidsmarkt van staten die op tijdstip van toetreding van Republiek Polen reeds lid van de Unie waren - Vereiste van tewerkstellingsvergunning voor terbeschikkingstelling van arbeidskrachten - Artikel 1, lid 3 sub c Richtlijn 96/71/EG Beleidsrelevantie Het Unierecht verzet zich niet tegen de Nederlandse eis van een tewerkstellingsvergunning voor het ter beschikking stellen van werknemers die via een onderneming (bijvoorbeeld een uitzendbureau) uit de nieuwe lidstaten in Nederland gaan werken, omdat tijdens het overgangsregime na toetreding het vrij verkeer van werknemers voor hen nog niet geldt. Hoewel het overgangsrecht in de Toetredingsverdragen dienstverleners uit de nieuwe lidstaten (waaronder uitzendbureaus) geen beperkingen oplegt, zijn dergelijke beperkingen (m.n. de eis van een tewerkstellingsvergunning die de dienstverlener moet aanvragen) wel mogelijk indien de dienstverlening het karakter heeft van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. De uitzondering op het vrije verkeer van werknemers bij de toetredingsakte 2003 geldt zowel voor werknemers die zelf direct tot de arbeidsmarkt van een lidstaat willen toetreden als diegenen die via een onderneming in de lidstaat van herkomst bij een andere onderneming in een lidstaat tewerk worden gesteld. Beide beïnvloeden immers de verhoudingen op de arbeidsmarkt in de lidstaat die de uitzondering bij de betreffende toetredingsakte heeft gemaakt. Het Hof geeft daarnaast criteria om vast te stellen wanneer er sprake is van het ‘ter beschikking stellen van werknemers’ in de zin van richtlijn 96/71/EG.
Samenvatting van feiten, redenering en dictum Deze zaak betreft twee vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in geschillen tussen een drietal werkgevers, wier Poolse werknemers bij andere ondernemers in Nederland werkzaam zijn, en de Staatssecretaris, c.q. de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Volgens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Besluit uitvoering Wav) is een tewerkstellingsvergunning vereist voor het in Nederland laten werken van een niet-Nederlandse werknemer. Dit geldt ook wanneer die werknemer ter beschikking wordt gesteld door een elders in Europa gevestigde onderneming (zoals een uitzendbureau). De eerste vraag is of de artikelen 56 en 57 van het VWEU (vrij verrichten van diensten) in de weg staan aan dit vereiste van een tewerkstellingsvergunning voor buitenlandse uitzendkrachten indien de werknemers ter beschikking worden gesteld door een onderneming in het land van herkomst. Het Hof wijst er ten eerste op dat de overgangsmaatregelen bij de toetredingsakte 2003 een uitzondering vormen op het vrije verkeer van werknemers. Nederland heeft van deze uitzonderingsmogelijkheid gebruik gemaakt door het handhaven van de tewerkstellingsvergunning voor Poolse werknemers tot 1 mei 2007. Het Hof overweegt dat alleen als deze maatregel daadwerkelijk binnen de werkingssfeer van de overgangsmaatregel valt hij gerechtvaardigd is. Ten tweede bevestigt het Hof dat het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten in dienst van de ene onderneming aan een andere onderneming weliswaar moet worden beschouwd als een dienstverrichting in de zin van artikel 57 VWEU maar dat dergelijke werkzaamheden van invloed kunnen zijn op de arbeidsmarkt van de ontvangende lidstaat. Het Hof verwijst in dat verband naar Rush Portuguesa (C-113/89, punt 16) waarin is vastgesteld dat een onderneming die arbeidskrachten ter beschikking stelt, weliswaar dienstverrichter is maar feitelijk werkzaamheden verricht die juist tot doel hebben werknemers toegang te geven tot de arbeidsmarkt van de ontvangende lidstaat. De betrokken werknemer vervult namelijk binnen de onderneming die hem inhuurt een functie die anders door een werknemer van deze onderneming zou zijn bekleed, aldus het Hof. Een wettelijke regeling zoals de Wav en het Besluit uitvoering Wav zijn volgens het Hof daarom maatregelen die de toegang van i.c. Poolse werknemers tot de Nederlandse arbeidsmarkt regelen en die daardoor vallen onder de uitzonderingsmogelijkheid bij de Toetredingsakte 2003. De tweede vraag betreft welke criteria moeten worden gehanteerd om te bepalen of er sprake is van het ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 1, lid 3, sub c van richtlijn 96/71/EG. Het Hof formuleert hiervoor een aantal criteria. Er dient sprake te zijn van een dienstverrichting tegen vergoeding waarbij de ter beschikking gestelde werknemer in dienst blijft van het uitzendbureau of de onderneming van herkomst en geen arbeidsovereenkomst met de ontvangende onderneming heeft. De verplaatsing van deze werknemer naar een andere lidstaat is het doel van de grensoverschrijdende dienstverlening. Tot slot is vereist dat de werknemer zijn taken onder toezicht en leiding van de ontvangende onderneming vervult. Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten De uitspraak bevestigt dat de uitzondering op het vrije verkeer van werknemers bij de toetredingsakte 2003 zowel geldt voor werknemers die zelf direct tot de arbeidsmarkt van een lidstaat willen toetreden, als voor diegenen die via een onderneming in de lidstaat van herkomst in een ontvangende lidstaat tewerk worden gesteld. Beide beïnvloeden immers de verhoudingen op de arbeidsmarkt in de lidstaat die bij de toetredingsakte een uitzondering heeft gemaakt op het vrij verkeer van werknemers. De Wav en het Besluit uitvoering Wav regelen de toelating van vreemdelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt. De uitspraak bevestigt dat Nederland een tewerkstellingsvergunning mag eisen voor werknemers uit nieuwe lidstaten voor wie het vrij verkeer van werknemers nog niet geldt. Het eisen van een tewerkstellingsvergunning van dienstverleners die werknemers ter beschikking stellen om arbeid te verrichten in Nederland is niet in strijd met het Unierecht en richtlijn 96/71/EG. De tewerkstellingsvergunning uit de Wav en het Besluit uitvoering Wav zijn daarom tot 1 mei 2007 toegestaan voor werknemers uit Polen. De uitspraak is ook relevant voor het geldende overgangsregime voor Roemenie en Bulgarije en toekomstige nieuwe toetredende lidstaten. Roemenen en Bulgaren vallen tot 1 januari 2014 onder het overgangsregime van het vrij verkeer van werknemers. Het is voor deze Unie-burgers tijdens het overgangsregime toegestaan om een tewerkstellingsvergunning te vragen. Voor nieuwe EU-toetreders mag een tewerkstellingsvergunning worden gevraagd mits er een zelfde overgangsregime wordt overeengekomen in de toetredingsakte. De tewerkstellingsvergunning uit de Wav en het besluit uitvoering Wav gelden daarnaast voor alle derdelanders. Voorstel voor behandeling De ICER stelt voor om het fiche en het bijbehorende arrest ter kennisname aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister voor Integratie en Asiel te zenden.