C-309/22 PAN Europe
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 28 juli 2022 Schriftelijke opmerkingen: 14 september 2022
Trefwoorden: gewasbeschermingsmiddel, wetenschappelijke en technische kennis
Onderwerp:
• Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad
• Verordening (EU) 2018/605 van de Commissie van 19 april 2018 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 met betrekking tot de vaststelling van wetenschappelijke criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen
Feiten:
Pitcher is een schimmelbestrijder voor professioneel gebruik bii de dompelbehandeling van bepaalde bloembol- en knolgewassen en de gewasbehandeling in de teelt van bepaalde vaste planten en bloemisterijgewassen. Pitcher bestaat uit een mengsel van de werkzame stoffen fludioxonil en folpet en zeven formuleringshulpstoffen. De goedkeuring van fludioxonil is ingegaan op 01-11-2008 en loopt tot en met 31-10-2022. De goedkeuring van folpet is ingegaan op 01-10-2007 en loopt tot en met 31-07-2022. Op de nieuwe verlengingsaanvragen is nog niet beslist. Op 15-09-2015 heeft Adama een aanvraag tot eerste toelating voor Pitcher ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder op die aanvraag beslist. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
Volgens verweerder voldoet de toelating van Pitcher aan de wettelijke eisen. Bij besluiten van 08-01-2021 en 11-06-2021 heeft verweerder de toelatingstermijn van Pitcher verlengd. Aanleiding hiervoor is de uitgestelde herbeoordeling van de werkzame stoffen op Europees niveau. Bij het besluit van 02-07-2021 heeft verweerder de aanvraag van Adama om uitbreiding van de toelating van het gewasbeschermingsmiddel Pitcher met kleine toepassingen, toegewezen. De werkzame stoffen fludioxonil en folpet worden op dit moment op Europees niveau herbeoordeeld volgens het nieuwe kader voor hormoonverstoring. Appellante voert, kort samengevat, aan dat verweerder de aanvraag om de toelating van Pitcher had moeten weigeren, om de reden dat niet bekend is wat de chronische effecten van het mengsel (de combinatie van de werkzame stoffen en de formuleringshulpstoffen) zijn.
Overweging:
Het College vraagt zich af of de inwerkingtreding van Verordening 2018/605 gevolgen heeft voor de (lopende) beoordeling van de door Adama ingediende toelatingsaanvraag, en zo ja, welke. De aanvraag tot toelating van Pitcher is ingediend vóór 10-11-2018, (namelijk op 15-09-2015) en verweerder heeft ná 10-11-2018 daarover een beslissing genomen. Verordening 2018/605 trad dus in werking in de periode waarin de aanvraag nog in behandeling was. Meer in het bijzonder is de vraag of verweerder de nieuwe criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen in overeenstemming met de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het moment waarop het bestreden besluit is genomen had moeten toepassen. Verder is het de vraag of het verweerder was toegestaan om op de toelatingsaanvraag te beslissen, zonder het oordeel van de Europese Commissie over de gevolgen van Verordening 2018/605 voor lopende procedures af te wachten. Indien dit verweerder was toegestaan, rijst nog de vraag of een beoordeling volstaat op basis van uitsluitend gegevens die op het moment van de aanvraag bekend zijn, ook al is de daarin verwerkte wetenschappelijke en technische kennis op het moment dat het bestreden besluit wordt genomen niet meer actueel.
Prejudiciële vragen:
1. Brengt artikel 2 van Verordening 2018/605 met zich dat de bevoegde autoriteit de nieuwe criteria voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen ook dient toe te passen in het beoordelings- en besluitvormingsproces van toelatingsaanvragen die op 10 november 2018 nog in behandeling waren, mede gelet op artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, in samenhang met artikel 4, derde lid, van Verordening 1107/2009?;
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is het aan de bevoegde autoriteit om het beoordelings- en besluitvormingsproces van toelatingsaanvragen aan te houden in afwachting van de bevindingen van de Europese Commissie over de gevolgen van Verordening 2018/605 voor elke in het kader van Verordening 1107/2009 lopende procedure, gelet op overweging 8 van de preambule bij Verordening 2018/605?;
3. Indien deze tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de bevoegde autoriteit volstaan met een beoordeling op basis van uitsluitend gegevens die op het moment van de aanvraag bekend zijn, ook al is de daarin verwerkte wetenschappelijke en technische kennis op het moment waarop het bestreden besluit wordt genomen niet meer actueel?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-616/17)
Specifiek beleidsterrein: LNV