C-310/24 Elektrorazpredelitelni mrezhi Zapad
Contentverzamelaar
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 5 juli 2024
Schriftelijke opmerkingen: 21 augustus 2024
Trefwoorden: elektriciteitslevering; consumentenbescherming
Onderwerp:
- Richtlijn 2011/83/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende
consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad
en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad:
artikel 1, artikel 2, punten 1 en 2, artikel 3, leden 1 en 2, artikel
4, artikel 9, leden 1, 2 en 3, artikel 18, leden 1 tot en met 4, en
artikel 27;
- Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees
Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke
regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van
richtlijn 2012/27/EU: overweging 83, artikel 1, artikel 2, punten 1
tot en met 4, artikel 10, leden 1 en 2, lid 3, onder a), b), d), e),
f), g) en h), leden 4 tot en met 12, artikel 46, lid 2, onder d), en
artikel 59, lid 1, onder a) en r);
- Verordening (EU) 2019/943
van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de
interne markt voor elektriciteit: artikel 18, leden 1, 3, 7 en 8.
Feiten:
Verzoekende partij is ‘YL’. YL is eigenaar van een
woning die is aangesloten op het elektriciteitstansmissiesysteem, waar
verwerende partij beheerder over is. Tussen de twee partijen is een
overeenkomst gesloten inzake de levering van elektriciteit. Het huis
van YL was uitgerust met een elektriciteitsmeter. Na een controle van
deze meter op 10 april 2023, bleek dat de dagtariefmeter geen
meetgegevens accumuleerde, waardoor het niet voldeed aan de eisen voor
de nauwkeurigheid van de elektriciteitsmeting. Verwerende partij heeft
vervolgens een factuur opgesteld, waarbij een berekening is gedaan van
een ‘geraamd’ elektriciteitsverbruik. YL gaat hiertegen in beroep
omdat dit een oneerlijk bedrag opleverde, vanwege het in rekening
brengen van hoge (dag)tariefkosten over een langere periode.
Overweging:
De consument is op grond van nationaal recht
verplicht om de leverancier te betalen voor het geraamde
elektriciteitsverbruik als een elektriciteitsmeter het verbruik buiten
de schuld van de consument niet of niet correct heeft gemeten en de
leverancier de oorzaak hiervan niet tijdig heeft verholpen. De
verwijzende rechter trekt de overeenstemming ervan met diverse regels
van het Unierecht in twijfel, en vraagt daarom om uitleg.
Prejudiciële vragen:
Moet [de formulering] „heffingen [...],
inclusief [...] energie voor verliezen” in de zin van artikel 46, lid
2, onder d), van richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 18, lid 8, van
verordening (EU) nr. 2019/943 aldus worden uitgelegd dat daaronder ook
de verbruikte, maar niet door de meetapparatuur geregistreerde
elektriciteit valt, wanneer het niet of niet correct registreren van
de elektriciteit bij de consument te wijten is a) aan externe
beïnvloeding, b) niet aan externe beïnvloeding en de systeembeheerder
of de elektriciteitsleverancier de oorzaak van de storing niet tijdig
heeft verholpen, zodat de afrekening berust op een „geraamde”
hoeveelheid elektriciteit over een wettelijk vastgestelde periode,
waarvan het einde afhangt van de datum waarop de leverancier de
technische fout heeft vastgesteld?
2. Moet de krachtens artikel 59, lid 1, onder a), van richtlijn 2019/944 op de regulerende instantie rustende verplichting aldus worden uitgelegd dat aan het beginsel van de vaststelling van transparante criteria voor de transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor wordt voldaan als het tarief de kosten van de beheerder dekt in het geval van een uitval van de meetapparatuur (niet-registrerende of technisch defecte meetapparatuur) ten belope van de geraamde verliezen over een geschatte periode, wanneer de oorzaak van de uitval te wijten is a) aan externe beïnvloeding, b) niet aan externe beïnvloeding en de oorzaak van de uitval niet tijdig is verholpen door de systeembeheerder of elektriciteitsleverancier die eigenaar is van de meetapparatuur?
3. Moet artikel 18, leden 1 en 7, van verordening nr. 2019/943 aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de elektriciteitskosten van een consument worden vastgesteld op basis van een raming van zijn elektriciteitsverbruik over een geschatte periode zonder verificatie van de daadwerkelijk verbruikte hoeveelheid elektriciteit, in het geval van een uitval van de meetapparatuur die te wijten is a) aan externe beïnvloeding, b) niet aan externe beïnvloeding?
4. Moet artikel 27 van richtlijn 2011/83/EU aldus worden uitgelegd dat de consument de prijs voor een geraamde hoeveelheid elektriciteit in een geschatte periode moet betalen wanneer de meetapparatuur het werkelijke elektriciteitsverbruik niet registreert, zich buiten het terrein van de consument bevindt en de uitval ervan te wijten is a) aan externe beïnvloeding, b) niet aan externe beïnvloeding?
5. Moet artikel 10, lid 4, van richtlijn 2019/944 aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die de elektriciteitsleverancier/systeembeheerder toestaat de hoeveelheid elektriciteit te herberekenen door deze te vervangen door een geraamde hoeveelheid elektriciteit die in een geschatte periode zou zijn verbruikt, wanneer de meetapparatuur niet naar behoren meet, zich buiten het bereik van de consument bevindt en de uitval te wijten is a) aan externe beïnvloeding, b) niet aan externe beïnvloeding?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK