C-314/23 STAVLA
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 24 juli 2023 Schriftelijke opmerkingen: 10 september 2023
Trefwoorden: arbeidsovereenkomst, discriminatie
Onderwerp:
- Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 8;
- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 23 en 28; en
- Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep: artikel 2, lid 1, onder b), en artikel 14, lid 1, onder c).
Feiten:
Op 14 januari 2019 is in het Spaanse staatsblad de 4de collectieve arbeidsovereenkomst van een van de verwerende partijen, Air Nostrum, Líneas Aéreas del Mediterráneo, S. A. (grondpersoneel en cabinepersoneel), bekendgemaakt.
Op 8 november 2022 heeft de verzoekende partij Sindicato de Tripulantes Auxiliares de Vuelo de Líneas Aéreas (hierna: STAVLA) bij de rechtelijke instantie Audiencia Nacional een vordering ingesteld strekkende tot nietigverklaring van de bedragen van de dagvergoeding die zijn opgenomen in die collectieve arbeidsovereenkomst. STAVLA stelt dat het cabinepersoneel (dat voor 94 % uit vrouwen bestaat) indirect gediscrimineerd wordt op grond van geslacht ten opzichte van de piloten (93,71 % mannen) wat de dagvergoeding betreft.
Verwerende partij Air Nostrum en vakbondsorganisatie SEPLA (die onderhandelde over de collectieve arbeidsovereenkomst van de piloten) betwisten de vordering. Zij stellen dat de groepen niet vergelijkbaar zijn, aangezien zij geen arbeid van gelijke waarde verrichten, hetgeen een verschillende loonbehandeling rechtvaardigt. Verder zijn zij van mening dat het verschil in behandeling in elk geval wordt gerechtvaardigd door de rechtmatige uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen.
Overweging:
De verwijzende rechter stelt twijfels te hebben met betrekking tot de beslechting van het geschil. Er zou zonder enige twijfel sprake zijn van indirecte discriminatie op grond van geslacht indien de verschillende dagvergoedingen voor de ene en de andere groep in dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst waren vastgelegd. Er bestaat twijfel omdat de oorsprong van de verschillende behandeling ligt in het feit dat in de onderneming twee verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn, waarover met verschillende vakbondsvertegenwoordigers is onderhandeld, waarbij moet worden verondersteld dat bij elke collectieve onderhandeling elke vertegenwoordiging voorrang heeft gegeven aan sommige vorderingen boven andere ten aanzien van de onderneming en dat elke overeenkomst het resultaat is van een andere onderhandeling waarin elke vertegenwoordiging voorrang heeft gegeven aan sommige vorderingen boven andere.
Prejudiciële vragen:
1. Vormt de omstandigheid dat de onderneming AIR NOSTRUM aan een groep als het cabinepersoneel, waarvan het merendeel uit vrouwen bestaat, voor de onkosten die worden gemaakt bij verplaatsingen – met uitzondering van die in verband met vervoer en accommodatie – een lagere vergoeding betaalt dan de vergoeding die een andere groep werknemers, waarvan het merendeel uit mannen bestaat, zoals piloten, voor dezelfde onkosten ontvangt, indirecte discriminatie op grond van geslacht wat de arbeidsvoorwaarden betreft, in strijd met het Unierecht en verboden bij artikel 14, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/54, wanneer de reden voor een dergelijk verschil in behandeling is gelegen in het feit dat op elke groep een andere collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, waarbij over beide overeenkomsten is onderhandeld door dezelfde onderneming maar met andere vakbondsvertegenwoordigers overeenkomstig artikel 87 van het werknemersstatuut?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-297/10 en C-298/10
Specifiek beleidsterrein: SZW