C-319/14 B&S Global Transit Center
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 18 augustus 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 4 september 2014 Schriftelijke opmerkingen: 4 oktober 2014 Trefwoorden: douanewetboek (CDW); uitvoeringsverordening CDW (UCDW); btw
Onderwerp: (Uitvoeringsverordening) Communautair douanewetboek
Verzoekster is logistiek dienstverlener. Zij plaatst in 2006 en 2007 drie maal goederen onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer met als douanekantoor van bestemming Bremerhaven, Antwerpen en nog eens Bremerhaven. De NL douaneAut laten echter weten dat zij de elektronische terugmelding van de bestemmingshavens niet hebben terugontvangen. Verzoekster wordt in de gelegenheid gesteld om op andere wijze te bewijzen dat de douaneregeling rechtmatig is beëindigd, waartoe zij diverse documenten verschaft. De NL douaneAut vragen de bestemmingshavens aan de hand van de geleverde documenten naspeuringen te doen waarop de douaneAut in de genoemde havens laten weten dat geen goederen of documenten aldaar zijn aangeboden. Aangezien de door verzoekster aangeboden documenten geen geldige documenten in de zin van de UCDW zijn en de douaneregeling niet kan worden beëindigd ontvangt verzoekster in 2007 en 2008 drie aanslagen voor douanerechten en omzetbelasting. Zij maakt bezwaar maar dat wordt afgewezen. Rb Haarlem verklaart verzoeksters beroep gegrond omdat zij voldoende aannemelijk zou hebben gemaakt dat bij alle drie de aangiften sprake is geweest van een verzuim dat zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de douaneregeling, waarna de Inspecteur beroep instelt bij het Hof Ams. HofAms vernietigt de uitspraak van de Rb en verklaart verzoeksters beroepen ongegrond. Het Hof oordeelt dat geen van de door verzoekster ingediende documenten voldoet aan de dwingende voorwaarden van de UCDW.
De verwijzende NL rechter (HR) vraagt zich af op welk verzuim artikel 859 aanhef en onder 6, van de UCDW precies ziet. Met name of de zinsnede "zonder dat de vereiste formaliteiten zijn vervuld" zo moet worden opgevat dat daaronder mede wordt begrepen de te vervullen formaliteiten bij het kantoor van uitgang. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor: 1. Moeten de artikelen 203 en 204 van het CDW in samenhang gelezen met artikel 859 (in het bijzonder onder 6) van de UCDW zo worden uitgelegd dat wanneer de douaneregeling extern communautair douanevervoer niet is beëindigd, maar wel documenten zijn overgelegd die aannemelijk maken dat de goederen het douanegebied van de Europese Unie hebben verlaten, deze niet-beëindiging niet leidt tot het ontstaan van een douaneschuld wegens een onttrekking aan het douanetoezicht in de zin van artikel 203 van het CDW, maar tot in beginsel het ontstaan van een douaneschuld op grond van artikel 204 van het CDW? 2. Moet artikel 859, onder 6, van de UCDW zo worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluitend betreft de niet-nakoming van (één van) de verplichtingen die samenhangen met de (weder)uitvoer van goederen zoals omschreven in de artikelen 182 tot en met 183 van het CDW? Of dient de zinsnede "zonder dat de vereiste formaliteiten zijn vervuld" zo te worden opgevat dat onder "de vereiste formaliteiten" mede zijn begrepen de formaliteiten die voorafgaande aan de (weder)uitvoer moeten worden vervuld om de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst, te beëindigen? 3. Moet, bij bevestigende laatste vraag, artikel 859, beantwoording aanhef en van de derde gedachtestreepje, van de UCDW zo worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de hiervoor onder 2 bedoelde formaliteiten niet zijn vervuld, niet eraan in de weg staat dat in een geval als het onderhavige- waarbij aan de hand van documenten is aangetoond dat de goederen het douanegebied van de Europese Unie hebben verlaten in aansluiting op het vervoer binnen de Unie - geacht kan worden te zijn voldaan aan de voorwaarde dat "alle formaliteiten voor het regulariseren van de situatie van de goederen alsnog worden vervuld?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-337/01 Hamann; C-300/03 Honeywell; C-480/12 X Specifiek beleidsterrein: FIN