C-320/19 Ingredion Germany

Contentverzamelaar

C-320/19 Ingredion Germany

Prejudiciële hofzaak


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 11 juni 2019
Schriftelijke opmerkingen: 28 juli 2019

Trefwoorden : emissierechten; capaciteitsbenuttingsfactor; nieuwkomers

Onderwerp :

- Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap;

- Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG;

 

Feiten:

Verzoekster exploiteert een productie-installatie voor zetmeelproducten. In de installatie zijn een luchtverwarmer en een stoomgenerator als nieuwe onderdelen geïntegreerd. De installatie maakt gebruik van stoom en aardgas om warmte te produceren. Verzoekster heeft bij de Duitse autoriteit voor de handel in emissierechten (DEHSt) een aanvraag ingediend voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de nieuwe installatie. Deze aanvraag betrof een toewijzing op basis van zowel de warmte-emissiewaarde, als de brandstofemissiewaarde (beide met risico op koolstoflekkage). De normale werking van de installatie nam op 15.08.2013 aanvang. Wat de brandstofemissiewaarde betreft, is de DEHSt op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens aanvankelijk uitgegaan van een relevante capaciteitsbenuttingsfactor van 109%. De aanvankelijke geïnstalleerde capaciteit is aan de hand van het productievolume gedurende de eerste 90 dagen na de aanvang van de normale werking bepaald, toen de installatie haar beoogde productiecapaciteit nog niet had bereikt. Derhalve bedroeg de daadwerkelijke capaciteitsbenutting tijdens de van 15.08.2013 tot en met 20.06.2014 durende meetperiode meer dan 100% van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteiten. Aan verzoekster zijn door de DEHSt bij besluit van 01.09.2015 124 908 kosteloze emissierechten toegewezen voor de periode 2013-2020. Ter motivering is uiteengezet dat het aanvankelijk door haar aan de Commissie gemelde aantal toegewezen rechten gebaseerd was op de relevante capaciteitsbenutting van 109%. De Commissie had in drie andere gevallen, waarin het ook om Duitse installaties ging, een relevante capaciteitsbenuttingsfactor van 100% of meer verworpen. Daarom is de DEHSt in haar besluit uitgegaan van een capaciteitsbenuttingsfactor van 99,9%. Het aantal toegewezen rechten is door de Commissie goedgekeurd. Verzoekster heeft beroep ingesteld. De DEHSt heeft haar besluit deels ingetrokken voor zover het aantal toegewezen rechten hoger was dan 116.088. Verzoekster had namelijk meegedeeld dat het verzoek om toewijzing van emissierechten een rekenfout bevatte die betrekking had op het toewijzingselement met brandstofemissiewaarde. Verzoekster heeft haar vordering aangepast en verzoekt slechts nog toewijzing van 7.467 extra emissierechten.

 

Overweging:

De verwijzende rechter twijfelt of besluit 2011/278 toestaat dat de relevante capaciteitsbenuttingsfactor boven de 100% ligt. Enerzijds volgt een hogere capaciteitsbenuttingsfactor uit naar behoren gestaafde en onafhankelijk geverifieerde gegevens over zowel de beoogde als de daadwerkelijke normale werking van de installatie tot het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend. Bij nieuwkomers wordt immers gekeken naar een periode van 90 dagen vanaf de aanvang van de normale werking, in plaats van naar een periode van vier jaar, zodat het vaker kan voorkomen dat de beoogde normale werking nog niet is bereikt. Anderzijds wordt in besluit 2011/278 verwezen naar de karakteristieke capaciteitsbenuttingsgraad in de betrokken bedrijfstak die in de regel minder dan 100% zal bedragen, en wordt uitgegaan van een standaardcapaciteitsbenuttingsfactor.

 

Prejudiciële vraag:

Moeten artikel 18, lid 1, onder c), en artikel 18, lid 2, tweede alinea, van besluit 2011/278/EU van de Commissie, gelezen in samenhang met de artikelen 3 nonies en 10 bis van richtlijn 2003/87/EG, aldus worden uitgelegd dat de capaciteitsbenuttingsfactor, die bepalend is voor het brandstofgerelateerde activiteitsniveau, voor nieuwkomers beperkt is tot een waarde onder de 100 %?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: conclusie van AG Saugmandsgaard Oe in ExxonMobil, C-682/17

Specifiek beleidsterrein: EZK; IenW

Gerelateerde documenten